• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar

Löwenhardt Foundation

Over de geschiedenis van vier families

  • Home
  • De stichting
  • Kunst
  • Exposities
  • Fotoalbum
  • In druk
  • Contact

Almelo

Izaäk de Leeuw Azn.

10 oktober 2022 by John Löwenhardt 11 Reacties

Koosjer slagerij ‘De Concu(r)rent’, Almelo

NIW 6 mei 1904
NIW 6 mei 1904

De eerste verrassing van 2015, met dank aan Delpher.nl. Izaäk de Leeuw Azn. (Abrahams zoon) was vanaf 1904 koosjer slager in de Holtjesstraat te Almelo. Izaäk was in december 1862 als zevende van de elf kinderen van Abraham Marcus de Leeuw (1826-1876) en Betje Fuldauer (1826-1907) in Almelo geboren. Hij trouwde Hermina Zilverberg (1860-1922) uit Enschede en kreeg met haar tussen 1886 en 1904 vijf kinderen. Op het moment van plaatsing van deze advertentie was Hermina vier maanden zwanger: het vijfde kind, Jacob, werd op 7 oktober 1904 geboren en overleed twee dagen later. Arnold, Michael, Iwan en Selma waren op dat moment 18, 17, 10 en 4 jaar oud.

[Lees meer…] overIzaäk de Leeuw Azn.

Categorie: Almelo Tags: Isaac de Leeuw Azn., Selma Hennekes-de Leeuw

Handwerk

11 maart 2022 by John Löwenhardt Reageer

Onderduik. Verstoppen om te overleven. Eén, twee jaar, langer soms. Dag in dag uit, 365 dagen per jaar. Vaak van het ene adres naar het andere, altijd angst om ontdekt te worden. Jarenlang fluisteren, lopen op kousenvoeten, alles om niet gehoord te worden.

Maar hoe dood je de tijd? Hoe kom je de dagen door? Aardappels schillen voor de onderduikgevers, je kunt het niet de hele dag doen. Onze ouders hebben er weinig over verteld.

Mimi en Heinz, verloofd sinds 1938, zaten vanaf de zomer van ’42 tot de bevrijding van Almelo in april ’45 ondergedoken. Een groot deel van deze lange, lange periode van twee-en-half jaar verbleven zij samen in het huis van Anne Ottema, zijn vrouw en dochter aan de Veldkampsweg 10. Zij sliepen tussen het dakbeschot en een zolderkamertje. Anne, textielarbeider, had een grote moestuin. Waarschijnlijk hebben onze ouders in de zomermaanden geholpen met het verwerken van de oogst.

In het familiearchief vonden we de producten van het tijdverdrijf. Heinz hield zich bezig met haken:

Haakwerkjes van Heinz Löwenhardt

Zijn verloofde Mimi de Leeuw werkte aan een samengesteld tafelkleed en borduurde. Het is duidelijk dat ze maar over een paar kleuren kon beschikken:

Borduurwerk van Mimi de Leeuw

Na de oorlog lag dit borduurwerk onder een doorzichtig plastic kleed op de gezinstafel. Het staat in mijn geheugen gegrift.

Categorie: Almelo Tags: Heinz Löwenhardt, Mimi de Leeuw

Jopie

23 december 2021 by John Löwenhardt Reageer

Eerbetoon aan mijn naamgever Johan de Leeuw

Zeker twintig jaren geleden zat ik voor de keuze een nieuw mailadres te bedenken, geen geringe opgave. Gmail had zijn intrede gedaan en leek veelbelovend… maar wat moest er voor de @ komen te staan? Via mijn officiële eerste voornaam kwam ik terecht bij mijn naamgever, de oudste broer van mijn moeder. Ik heb hem – én hun ouders – nooit gekend. Zijn naam in mijn mailadres, het leek me een waardig en eigentijds eerbetoon aan mijn naamgever. Dit symboliseerde bovendien de treffende overeenkomst tussen de familienamen van mijn vader en moeder: Löwenhardt & De Leeuw. Het mailadres deleeuw.johan[at]… heeft sindsdien tot verwarring geleid, maar ook tot gefrankeerde enveloppes gericht aan Johan de Leeuw op mijn adres.

Wat weten we eigenlijk van hem, van Jopie?

We weten bijna niets. Hij leefde van 23 augustus 1915 tot 29 oktober 1944. Hij was 29 jaar oud toen hij op een zandweg bij Vierhouten door laffe landgenoten werd neergeknald. Samen met zijn ouders had hij enkele maanden ondergedoken gezeten in het ‘Pas Op-kamp’ diep in de bossen. Hij had de pech tot de acht Joden te behoren die het niet was gelukt weg te komen nadat het boskamp was ontdekt. Over zijn dood weten we vrij veel, over zijn leven maar bitter weinig.

Jopie werd hij genoemd, zijn officiële naam was Johan, kleinzoon van koosjer slagers Izaäk de Leeuw Azn. (Almelo, 1862-1941) en Heiman (Herman) Weijl (Oldenzaal, 1855-1940). Ook zijn vader Arnold was slager, maar niet koosjer. Hij was in november 1914 in Oldenzaal getrouwd met de 20-jarige Louisa Weijl, oudste kind van Heiman en zijn vrouw Jansje Poortje. Johan, het eerste kind, werd negen maanden later in Almelo geboren, gevolgd door zijn zusje Hermina (Mimi, moeder van de auteur) in 1917 en broertje Herman in 1919.

Herman was geboren met een waterhoofd. Hij was het zorgekind van het gezin, bijna twintig jaren lang. Herman overleed in 1939 op de 45e verjaardag van zijn moeder. Nog geen twee maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit.

met Mimi en Slobian-Bielaja, ca. 1920
met Mimi en Herman, begin jaren ’20
Johan de Leeuw
met Mimi en pijp, eind jaren ’30
1941, familiebijeenkomst. Johan in het midden.
laatst bekende foto, waarschijnlijk 1942

Het gezin De Leeuw had voor de oorlog een tuin aan de Bornschestraat nabij het terrein van voetbalclub Heracles, met daarop enkele kleine opstallen. Op zondagen werd op dit terrein met een fietsenstalling voor bezoekers van Heracles een centje bijverdiend. Foto’s uit die tijd suggereren dat Arnold als hobby honden fokte.

Almelo telde rond 1940 438 joden, ruim één procent van de bevolking. Arnold woonde met zijn gezin aan het begin van de oorlog achter zijn slagerij aan de Schuttenstraat 19. Vanaf 2 mei 1942 moest de jodenster op de kleding worden gedragen. Op 10 september 1942 was het gezin De Leeuw blijkens een opsporingsbericht met de noorderzon vertrokken.

Ondanks vele jaren speurwerk is het me nog steeds niet gelukt de onderduikgeschiedenis van mijn ouders en grootouders volledig helder te krijgen. Vast staat dat Mimi en Heinz op 20 augustus 1942 onderduiken bij Anne Ottema, zijn vrouw Fenneken en hun dochter Grada aan de Veldkampsweg op nummer 10. Voor de onderduik was Jopie daar wekelijks aan huis gekomen om vanuit de slagerij bestellingen te bezorgen.

In een bij de politie gedane aangifte verklaart dochter Mimi na de oorlog dat haar ouders tot 23 augustus 1944 bij de familie Wagenvoort aan de Braakweg 4 te Almelo zaten ondergedoken. Vandaar zijn ze die dag, naar moet worden aangenomen door medewerkers van het verzet, overgebracht naar Nunspeet (Vierhouten). 23 Augustus was Jopie’s verjaardag. Is het daarom dat Mimi zich die dag in 1944 herinnert?

Arnold, Louisa en Johan komen terecht in het ‘Pas-Opkamp‘ voor onderduikers in de bossen bij Vierhouten op de Veluwe. Mogelijk was het de Tusveld-verzetsgroep die voor de overbrenging zorgde. Of Mimi & Heinz van die bestemming wisten, is onbekend. De gebeurtenissen van eind oktober 1944 die eindigden in de moord op Jopie, zijn ouders en vijf anderen, staan beschreven in mijn verhaal uit 2016, Het Pas-Opkamp in mijn leven.

Tijdverdrijf

De enige nalatenschap van Jopie zijn twee werkstukken die hij tijdens de onderduik heeft gemaakt, ge-figuurzaagd: een bokkenkar en twee boekensteunen. Ik heb de boekensteunen in 2020-21 omgevormd in een kunstwerk ter nagedachtenis van Jopie, getiteld Tijdverdrijf. Het werd in het voorjaar van 2021 getoond in Kunststation Delden in het kader van de expositie Fictieve archeologie in Overijssel.

Jopie’s bokkenkar

Herzien in januari 2023

Categorie: Almelo, Vierhouten Tags: Arnold de Leeuw, Herman de Leeuw, Johan de Leeuw, Louisa de Leeuw-Weijl, Mimi de Leeuw

Joods verzet in Overijssel

4 mei 2020 by John Löwenhardt

Toespraak 4 mei 2020 bij het Provinciaal Verzetsmonument Overijssel te Markelo:

Wij herdenken de vrouwen en mannen die hun leven hebben gelaten in de strijd tegen de bezetter. Vierhonderd zeventig in getal, hun namen staan gebeiteld in dit monument. Maar we herdenken óók mensen wier naam hier niet in reliëf is te zien. Ik doel op de mannen en vrouwen uit de illegaliteit die de bevrijding hebben beleefd.

Videoregistratie

Anne Ottema

Ik ben in de jaren ‘50 opgegroeid in Almelo. Ik behoor tot wat men in Twenthe ‘oeleuvolk’ noemde, jullie soort mensen, Joden. Vanaf mijn vroege jeugd was ik me ervan bewust dat ik niet had bestaan zonder de moed van opa Ottema. Textielarbeider, anarchist en geheelonthouder: hij en zijn gezin boden mijn Joodse ouders onderdak. Zij zaten ondergedoken in zijn huis naast de spoorlijn die naar Duitsland voert. Ik zelf dook pas in ‘47 op. Opa Ottema was mijn surrogaat-opa, zijn dochter Grada mijn surrogaat-oma. Echte opa’s of oma’s heb ik nooit gehad.

In 1964 verliet ik Twente om in Amsterdam te gaan studeren. Ik kan me nog goed de terloopse uitspraak herinneren van mijn leermeester professor Bezemer: De mens is van nature een collaborateur. Ik was geschokt.

Die zeven woorden hebben me aan het denken gezet.

Wat zei Bezemer’s generalisatie eigenlijk over de Nederlanders ten tijde van het nazibewind? Ik was opgegroeid in een tijd waarin bijna héél Nederland zichzelf zag als het tegenovergestelde van collaborateur. In de jaren ‘50 had bijna iedereen in het verzet gezeten. Van Kooten & De Bie hebben later de draak met die houding gestoken: ‘Wo ist der Bahnhof? Do ist der Bahnhof’. Voor de Jodenmoord was geen aandacht. Voor de actieve medewerking die de ambtenarij de nazistische bezetter had verleend, evenmin.

Ik was me er heel goed van bewust dat mijn zusje en ik bestonden dankzij mensen die niet hadden gecollaboreerd. En die ook niet wég hadden gekeken of harteloos tóe hadden gekeken. Nee mensen die risico’s hadden gelopen door hun nek uit te steken, door elementaire menselijkheid te tonen:

Toen ‘t land werd onderdrukt
Geplunderd uitgemoord
Hebben ze alleen naar de
Innerlijke stem gehoord…

De woorden van Victor van Vriesland staan in dit monument gebeiteld.

In mijn jeugd had ik een primitief beeld van de relatie tussen Joden en het verzet. Joden hadden één keus gehad: óf zich melden voor transport, of de meest passieve vorm van verzet, onderduiken. Daarnaast, op geen enkele manier verbonden, was er Het Verzet met hoofdletters. Voor hen had ik een grenzeloze bewondering.

Nú weet ik dat mijn beeld van toen te primitief was. Onderduiken betekende niet perse dat de onderduiker zijn lot gelaten afwachtte. Er duiken steeds meer namen op van Joodse onderduikers die zich actief hebben verzet. Lang niet ieder van hen liet het leven. Op dit monument staan maar twee van deze Joodse namen: Barend Davidson uit Zwolle en Valk van Spiegel uit Diepenveen.

Barend Davidson

Davidson (Zwolle 1907 – Berlijn 1943) verzamelde al in het eerste jaar van de bezetting militaire inlichtingen. Dat was dus vóór de Jodendeportaties en de onderduik. Hij was lid van de Stijkelgroep die in april 1941 werd verraden. Na een verblijf van een jaar in het Oranjehotel in Scheveningen werd de groep in Berlijn berecht en op 4 juni 1943 aldaar gefusilleerd. Van Spiegel (Voorst 1879 – Diepenveen 1945) maakte deel uit van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers in Deventer. Hij hield zich bezig met hulp aan onderduikers, met illegale levensmiddelenvoorziening voor Westerbork en met falsificaties. Op 25 maart 1945 is hij in Deventer opgepakt, waarschijnlijk door verraad. Bij de nadering van de Canadese troepen is hij, met negen andere gevangenen, op 6 april 1945 op het landgoed Oxerhof in Diepenveen doodgeschoten.

U begrijpt al waar ik heen wil.

Ik verzet me tegen het beeld dat de Joden zich als makke lammeren naar de slachtbank lieten leiden. Ook hier in Overijssel zijn er tal van voorbeelden die dat weerleggen. Ik noem er een aantal: Leendert en Betty van Rooy en Lou de Winter die in de illegale ‘Persoonsbewijzencentrale’ werkten die vanaf januari 1943 in Pension De Klok aan de Brink in Deventer actief was. Lou de Winter was gespecialiseerd in het vervalsen van handtekeningen. Verder Julius Simon (1906-1989), Max Vromen (1911-1963) en diens vrouw Froukje Cohen (1919-1983), allen actief in het verzet in Deventer.

Margo Keijzer in Zwolle, de vrouw van Barend Davidson, hielp vanuit de onderduik geallieerde vliegers ontsnappen.

Edgar Kan

Laten we ook Sig Menko, Isidoor van Dam en Gerard Sanders van de Joodse Raad in Enschede niet vergeten, die in samenwerking met de organisatie van dominee Overduin actief hebben geworven voor onderduik. En Henk en Matthieu van Gelderen, ook uit Enschede, die in februari 1941 weigerden zich als Jood te laten registreren en in Amsterdam diep in de illegaliteit verzeild raakten en velen het leven redden. Ook de naam van Edgar Henri Kan moet genoemd, geboren en getogen in Oldenzaal. Hij zat in het Amsterdamse gewapende verzet. In januari 1945 werd hij gefusilleerd; hij ligt begraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal.

Simon van Spiegel in de smidse, mogelijk die van de firma Bendien in Almelo

Een naam die evenmin op het monument staat is die van een ver familielid van de eerder genoemde Valk van Spiegel: Simon van Spiegel (1922-1993) uit Deventer. Hij was geboren in een orthodox-Joods gezin. Na zijn onderduik in Deventer dook Sem, zoals hij ook werd genoemd, op onder een valse identiteit op in Almelo. Hij werd al spoedig de rechterhand van ‘Jodenhelper’ Frits Tusveld die een uitgebreid onderduiknetwerk beheerste. Nadat Tusveld in de zomer van ‘44 naar Zwolle had moeten vluchten verzorgde Sem van Spiegel samen met Tusveld’s vrouw het onderduiknetwerk. In 1982 is hij onderscheiden met het verzetsherdenkingskruis. Sem van Spiegel overleed elf jaar later in Jeruzalem.

Herdenken heeft alleen zin als we ook vooruit kijken en proberen herhaling te voorkomen. Als ik ons land en de wereld van vandaag overzie wordt het me zwaar te moede. De kortzichtigheid, het gebrek aan ontzag voor geschiedenis en voor feiten. Het kwaadaardig getwitter. Het racisme, de vreemdelingen- en Jodenhaat. De onverdraagzaamheid. Ik ben bang dat er spoedig weer mensen nodig zijn die uitsluitend naar hun innerlijke stem horen.

Op deze plek in het hart van onze provincie moet ik wel eindigen met een gedicht van Willem Wilmink uit Enschede. Het gedicht heet ‘Ben Ali Libi’ en eert de Joodse komiek Michel Velleman (1895-1943) die in Sobibor is vermoord. Velleman presenteerde zich voor de oorlog als professor Ben Ali Libi, goochelaar.

Ben Ali Libi
Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bolsjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, die arme schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

Willem Wilmink

LEESTIPS: Een uitvoeriger versie van het verhaal over Simon van Spiegel is te vinden in mijn bijdrage aan Gezichten van Joods verzet. Veetig schetsen van Joden in verzet: ‘Jöd’njan, Simon van Spiegel en andere Joodse “Jodenhelpers” in Overijssel’; Amsterdam, Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie, 2020, pp. 336-343. Lees over collaboratie en ‘Mitlaufer’ (meelopers) het belangrijke boek van de Frans-Duitse Géraldine Schwarz, De geheugenlozen. De herinnering als wapen tegen populisme. Amsterdam, Atlas-Contact 2019

Categorie: Almelo, Markelo, Overijssel Tags: Anne Ottema, Ben Ali Libi, Grada Hammink-Ottema, Heinz Löwenhardt, Mimi de Leeuw, Simon van Spiegel

Huisarrest

3 april 2020 by John Löwenhardt 8 Reacties

Vijfenzeventig jaren na de bevrijding van mijn geboorteplaats Almelo schrijf ik over de onderduik van mijn ouders en zoveel andere Joodse Almeloërs. Door de bevrijding van de stad door Canadese troepen kwam daaraan na ruim twee-en-een-half jaar een eind. Op het moment waarop ik dit schrijf staan bijna alle Europeanen onder een lichte of zware vorm van huisarrest. Noodgedwongen: een onverwachte pandemie, ongekend in de moderne tijd door zijn omvang en impact. Het virus schrijft ons de wet voor. Met partner en kinderen of helemaal alleen, opgesloten in eigen huis.

Het roept vragen op over het ondergedoken zijn. Ik herinner me verhalen van onderduikers over hun bevrijding: toen zij eindelijk, eindelijk weer hardop mochten praten. Dát was nog eens een bevrijding. Jarenlang hadden zij moeten fluisteren. Kun je het je voorstellen? Of toen zij eindelijk, eindelijk weer schoenen aan mochten doen. Dát was nog eens een bevrijding. Jarenlang hadden zij op kousenvoeten moeten lopen.

De dag na de bevrijding

Er is een overeenkomst tussen ons beleven van de Covid-19 pandemie in 2020 en het beleven van hun onderduik door onze Joodse ouders: de onzekerheid. Zij toen en wij nu, we weten niet hoe lang het gaat duren. Zij hebben zich naar achteraf is gebleken ruim twee-en-een-half jaar moeten verbergen om een kans te maken om te overleven. In het najaar van ‘42 verwachtten velen nog dat het wel snel over zou zijn… maar maanden werden jaren en de wanhoop sloeg toe.

We kunnen hopen, we kunnen onszelf voor de gek houden, we kunnen op basis van cijfers een bepaald verloop verwachten – maar zeker weten doen we niets. We zijn overgeleverd aan het virus. In ‘42-‘45 keken Joden in de vernietigingskampen hoopvol naar strepen aan de hemel (Durlacher), nu kijken we verbijsterd naar een blauwe hemel zónder strepen. Wanneer houdt het op? Wanneer keert de normaliteit terug? [Let wel: ik ben een groot voorstander van veel minder strepen aan de hemel.] 1

Maar er zijn toch meer verschillen dan die ene overeenkomst tussen hun onderduik en ons gedwongen isolement. Het huisarrest van nu is uitsluitend fysiek: dankzij de electronica staan we in permanente verbinding met elkaar en met de wereld. Dat heeft zijn voordelen maar is ook belastend. Er vinden dingen plaats waar je liever maar geen weet van hebt, voor je eigen psychische welbevinden. Een goed mens mag niet wegkijken, maar op alles toekijken is uiteindelijk ondragelijk.

Toen had de ‘gemiddelde onderduiker’ geen weet van wat er dag in dag uit in Auschwitz-Birkenau gebeurde. Zij vermoedde dat het daar niet pluis was, maar zich een voorstelling maken van het industriële vernietigingsproces van menselijke wezens was onmogelijk. Nu worden we overladen met bewegende kleurenbeelden van stervende medemensen in overbelaste ziekenhuizen.

En nog een verschil: we brengen ons arrest door in ons eigen huis en in betrekkelijk comfortabele omstandigheden. We zijn niet ingekwartierd bij vreemden van wie we afhankelijk zijn. We hoeven niet bang te zijn voor verraad. We worden niet halsoverkop midden in de nacht naar een zoveelste adres overgebracht. In ons eigen huis voelen we ons betrekkelijk veilig. En: we hebben nog te eten en te drinken. En ruim voldoende closetpapier.

Noten / Footnotes
  1. Op 6 mei 2020 verscheen de eerste streep weer aan de hemel maar het luchtverkeer herstelde zich heel langzaam.[↩]

Categorie: Almelo

Al wat rest…

17 december 2018 by John Löwenhardt 4 Reacties

Al wat rest, vier foto’s van het gezin-De Jonge uit de Folkingedwarsstraat 5 in Groningen. Ouders, de twee kinderen en schoonzoon, en het in februari 1942 geboren kleinkind Eva – ze werden allemaal in Auschwitz vermoord. Na november 1942 restte niemand om het na te vertellen. De vier foto’s lagen tot vandaag in een blikken trommeltje. Ik moet ze laten zien.

Maar eerst de harde feiten. Seline de Leeuw was een nicht van mijn grootvader Arnold de Leeuw (1886-1944), dochter van zijn oom Louis. Zij trouwde de Groninger schoenmaker Benjamin de Jonge (klik op de namen voor foto’s):

Seline de Leeuw, Stad Almelo 15.05.1885 – Auschwitz 19.10.1942
x Groningen 12.01.1913 Benjamin de Jonge, Winschoten 18.01.1884 – Auschwitz 19.10.1942
1 Elise Nanny de Jonge, Groningen 21.07.1917 – Auschwitz 12.10.1942
x Groningen 27.02.1941 Levie Gomprecht Haalman, Groningen 4.03.1914 – Auschwitz 12.11.1942
Eva Selina Haalman, Groningen 26.02.1942 – Auschwitz 12.10.1942
2 Nico Louis de Jonge, Groningen 17.12.1928 – Auschwitz 19.10.1942

Elise en Levie

De foto van Elise en Levie laat me niet los. Ze zitten daar in hun wollen truien alsof het gisteren was, ze kijken ons aan alsof ze weten dat er geen toekomst is. De foto is ongedateerd. Maar Elise en Levie zaten in deze leunstoel ergens aan het eind van de jaren ‘30 en de pose is ongebruikelijk voor die tijd, toen de meeste stellen stijf voor de camera stonden. Hier zit zij op zijn schoot en hij houdt haar hand vast.

Ze waren 23 en 26 toen ze trouwden, 25 en 28 toen ze stierven, Elise samen met haar zeven maanden oude dochtertje Eva. Elise’s ouders en broertje Nico (13) een week later, Levie een maand later.

Categorie: Almelo, Groningen

  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar Volgende pagina »

Primaire Sidebar

Search

  • Nederlands
  • English
  • Deutsch

© 2023 | Löwenhardt Foundation