Er was ongeloof. Dat kon toch niet waar zijn? Hermann Löwenhardt opgegroeid in een weeshuis? Het jongste van de twaalf Löwenhardtkinderen uit Oberhemer, geboren in 1892 en in de jaren twintig naar de Verenigde Staten geëmigreerd. Van zijn moeder Pauline weten we dat ze in 1917 weduwe was en in 1933 in Dortmund is overleden. Pas toen, gesetteld en al in Detroit, werd Hermann wees. En bovendien: Salomon, de oudste van zijn acht broers, was negentien jaar ouder dan hij; het leeftijdsverschil met Clara, de oudste van zijn drie zussen, was twaalf jaar. Eén van hen kon toch wel op hem passen? Had hij het verhaal verzonnen?
In 2011 zette Hermanns oudste dochter Pauline, genoemd naar de grootmoeder die zij nooit heeft gekend, op mijn verzoek haar herinneringen aan haar vader op papier. ‘Hij had het nooit over zijn kinderjaren in Duitsland’, schreef ze vanuit Michigan, ‘het enige dat hij vertelde was dat hij de jongste was van een groot gezin en dat hij opgroeide in een weeshuis.’ Het eerste klopte. Maar dat weeshuis? Ruim anderhalf jaar zweefde deze onwaarschijnlijke bewering in mijn geheugen. Hij zou het wel verzonnen hebben.
Nu weet ik dat Hermann zijn kinderen wel degelijk de waarheid vertelde. Hij werd op 3 april 1900 toegelaten tot het ‘Joodse Provinciale Weeshuis voor Westfalen en Rijnland’ aan de Leostraße 3 in Paderborn. Hij was zeven jaar. Zijn moeder was op dat moment 52 jaar. Hermann verbleef er tot 29 april 1907. En sterker nog, ik kon mijn ogen niet geloven: ook twee iets oudere broers van Hermann, Julius, het tiende kind en Siegmund, het elfde, verbleven in het weeshuis. Zij waren ruim een jaar voor Hermann gearriveerd, in januari 1899.

Het joodse weeshuis in Paderborn was gevestigd in een speciaal voor dit doel opgetrokken gebouw. Een streng en hoog bakstenen gebouw, drie verdiepingen met hoge ramen. Het werd omgeven door een grote tuin waarin de kinderen hun eigen moestuintjes hadden. En het had een eigen huissynagoge. In de zomer van 1863 werd het opgeleverd, op 1 augustus namen de eerste éénentwintig weeskinderen hun intrek. Achtentwintig dagen later bij de officiële inwijding sprak Opperrabbijn Cahn uit Trier. Hij was lid van het Curatorium.
Joodse jongens en meisjes verbleven er tot ze veertien jaar waren geworden, daarna gingen de jongens meestal als gezel in de leer bij een Joodse handwerksman of winkelier. De meisjes verdwenen naar huishoudelijke beroepen in Joodse gezinnen. Het statuut van het weeshuis verbood de opname van ‘zedelijk verwaarloosde’ kinderen omdat deze een verderfelijke invloed zouden kunnen hebben op de andere kinderen. Gelukkig, daar kunnen we dan tenminste uit afleiden dat Pauline nette zonen had afgeleverd.
Fanny Nathan, fondsenwerver en Ersatzmutter
Het weeshuis was in 1856 van start gegaan, zeven jaar voor de oplevering van het gebouw aan de Leostraße. Gedurende de eerste twintig jaar werden er 93 pupillen opgevoed en geschoold. De grote kracht, oprichtster, fondsenwerver, directrice en Ersatzmutter was Fanny Nathan (1803-1877). Zij was een diep religieuze, gedreven vrouw die de mitswe van de tsedaka (de opdracht tot het verrichten van goede werken ten behoeve van de minderbedeelden) heel letterlijk nam. De eerste zeven jaren nam zij de wezen bij zichzelf in huis aan de Domplatz.
Haar prestatie in de eerste helft van de negentiende eeuw dwingt respect af, zeker aan wie bedenkt dat een Joodse vrouw in die tijd niet werd geacht maatschappelijke ondernemingszin ten toon te spreiden. Fanny wist fondsen te werven bij rijke Joden ver buiten Paderborn, genoeg om een flink gebouw neer te zetten. Zij wist bovendien de burgemeester en niet-Joodse bestuurders op hogere niveaus voor haar plannen te enthousiasmeren. Het weeshuis functioneerde zonder enige financiële steun van een overheidsinstantie: ook voor het jaarlijkse budget wist Fanny sponsoren te werven. Wie driehonderd Mark schonk kreeg in ruil de zekerheid dat de weeskinderen gedurende zijn jaar van overlijden en vervolgens voor eeuwig op de Jahrzeitdag (de dag van overlijden) voor hem het kaddiesjgebed zouden zeggen. De bankier Baron Amschel Meyer Rothschild in Frankfurt was de meest geziene sponsor. In de Gedenkhalle, de herdenkingszaal hingen lijsten met namen en stonden geschilderde portretten van de gulle gevers.
De belofte van het tot in de eeuwigheid jaarlijks kaddiesj zeggen heeft het weeshuis niet kunnen nakomen. De nazi’s maakten een einde aan het tehuis en aan de meeste bewoners. Het gebouw werd later tijdens de oorlog door bommen getroffen, de ruïne is afgebroken.
Margit Naarmann, historica
Mijn kennis van het verblijf van Hermann en zijn broertjes in het Paderborner weeshuis dank ik aan de Duitse historica Margit Naarmann. Zij schreef over Fanny Nathan en haar weeshuis, en ook een kroniek van de Joodse families in Paderborn in de tijd van het nationaalsocialisme. De titel van dit boek is een veelzeggend citaat, opgetekend uit de volksmond: Von ihren Leuten wohnt hier keiner mehr, Van jullie soort woont er hier niemand meer.
Ik kreeg haar boek in handen tijdens een bezoek aan Altenbeken terwijl ik in gesprek was met Robert Koch, de ‘Ortsheimatpfleger’, hoeder van de plaatselijke geschiedenis. De omstandigheden lieten niet toe dat ik het ging lezen. Ik bladerde het boek tijdens het gesprek door en stuitte op een appendix: een volledige lijst met de namen van de kinderen die in het Joodse weeshuis van Paderborn hadden gewoond. En welja: dáár stond Hermann Löwenhardt! En nog twee broers! Wezen waren ze niet, maar ze hadden wel degelijk in het Joodse weeshuis gewoond.
Vanuit de auto op weg naar de Documenta in Kassel stuurde ik Pauline in Ann Arbor een kort e-mailtje:
Hello Pauline. I’m in Germany and found proof that your dad was indeed in the Paderborn Jewish orphanage at age 8-10. As were two of his brothers. Amazing, intriguing, puzzling. Search continues. John.
Pauline stuurde het mailtje door aan haar jongste broer Joe op de Noordhelling van de Mauna Kea, de reuzenvulkaan op het grote eiland van Hawai. Zo leidde mijn geblader in Naarmanns boek in Altenbeken ertoe dat Joe op de Mauna Kea de foto’s die hij van zijn vader had nog eens goed bekeek. Eén ervan was opmerkelijk: Hermann in de leeftijd van pakweg zeven, acht jaar in een uniformpje. Hij draagt rijglaarsjes en heeft een uniformpet op het hoofd, op het uniform lijkt prominent het getal 86 te staan. Hermann staat voor een balustrade waarop een wapenschild gedeeltelijk zichtbaar is. Zijn dit misschien het uniform en het wapen van het Fannys weeshuis in Paderborn?
Op zoek naar een verklaring…
Welke drama’s hebben zich toch in het gezin van Levi en Pauline Löwenhardt afgespeeld? Was vader Levi misschien overleden? Of vertrokken? Waarom moesten de drie jongste kinderen naar een weeshuis? Zij waren immers geen wezen – had het tehuis misschien nog een andere functie? Naarmanns studie van Fanny Nathan en het weeshuis eindigt bij haar overlijden in 1877. Maar het weeshuis bleef bestaan, haar nicht Johanna Marcks-Nathan zette haar werk voort. Het is denkbaar dat het weeshuis rond de eeuwwisseling er andere functies bij had gekregen en niet langer een tehuis was voor alleen wezen in de strikte zin van het woord. Mogelijk was het een Joodse kostschool voor kinderen uit de wijde omgeving. Want zij kwamen van verre. De afstand van Oberhemer naar Paderborn is 87 kilometer, zo’n achttien uren te voet.
Een jaar geleden vond ik in het stadsarchief van Hemer gegevens die een aanzet bieden tot een verklaring. Pauline had in (Ober)hemer gedurende de twintig jaren tussen 1873 en 1892 twaalf kinderen gebaard, Hermann was het jongste. Opmerkelijk: hoewel althans in Nederland de kindersterfte hoog was, is geen van deze kinderen vroeg overleden. Stadsarchivaris Eberhart Thomas legde op 17 november 2011 een aantal oude registers voor me klaar. Daarbij waren het ‘Amtliches Abmelderegister Hemer, 1903’ – het register van vertrek uit de gemeente – en het Hemer adresboek van 1905. Uit het ‘vertrekregister’ bleek dat in 1903 de laatste gezinsleden uit Hemer waren vertrokken: Johanna op 3 maart (3.3.03, kort na haar achttiende verjaardag) eerst naar Dortmund-Aplerbeck en op 4 december opnieuw, naar Berlijn; Emil (huisschilder, dan 24 jaar) op 11 juli met onbekende bestemming (‘Auf Wanderschaft’), Max (metaalarbeider, 27 jaar) op 14 november naar Essen en Pauline zelf op 5 november naar haar geboorteplaats Plettenberg. Het adresboek van 1905 laat er geen twijfel meer over bestaan: er woont dan geen enkele Löwenhardt in Hemer meer.
De drie jongste zonen traden het Paderborner weeshuis binnen in de jaren 1899-1900. De weeshuisadministratie vermeldt dat zij alle drie kwamen vanuit Hemer en na hun veertiende verjaardag in de jaren 1901-1907 vertrokken naar andere steden. In 1903 vertrokken de laatste gezinsleden uit Hemer. Het heeft er veel van weg dat de pater familias Levi Löwenhardt ergens tussen 1898 en 1903 is overleden.
Naschrift, 11 mei 2021
Een artikel in Der Schild, de krant van de Reichsbund Jüdischer Frontsoldaten van 6 maart 1936 is de enige gedrukte of geschreven bron voor het overlijden van Levi en meldt als sterftejaar: 1898.
Foto’s van het Paderborner weeshuis zijn afkomstig uit het Festschrift zur fünfzigjährigen Stiftungs-Feier der jüdischen Waisen-Erziehungs-Anstalt für Westfalen und Rheinland zu Paderborn, 1856-1906. Cassel 1906