We spreken van zo’n zestig jaar geleden. Ik ben acht jaar, tien misschien. In het nachtkastje op de slaapkamer van mijn ouders vind ik een geheimzinnig document. Het is een pak carbondoorslagen van getypte vellen. ‘Algemeene Politie Provincie Gelderland. Politieke Dienst’ staat gedrukt in de linkerbovenhoek. Rechtsboven staat met de hand geschreven ‘Mimi de Leeuw, Almelo’. Dat is de meisjesnaam van mijn moeder. En dan: ‘Identificatie en documentatie van de op Woensdag den 7den November 1945 gevonden lijken in de bosschen aan de Tongerenscheweg te Vierhouten’. Op twee vellen papier worden vijf lijken beschreven. Daarachter tien vellen met het proces-verbaal van de verhoren van ene Ferdinand Frankenstein en een aantal leden van de voormalige Landstorm-Nederland. Het proces-verbaal is op 13 december 1945 ondertekend door de rechercheurs L. D. Schaap en D. J. Dekker.

Ik lees niet alles en ik begrijp niet alles wat ik lees. Maar ik voel hoe dit familiegeheim in mijn handen brandt. Jongetje van tien, ik begin het trauma van mijn ouders te vermoeden. Dit gaat over mijn grootouders en hun zoon Johan, de oudste broer van mijn moeder. Dat begrijp ik maar al te goed. Ze zijn in Vierhouten vermoord en in mijn woonplaats Almelo heb ik mijn moeder aan hun graf zien huilen. Over mijn ontdekking, over het document, over ‘Vierhouten’ heb ik niet één keer met mijn ouders gesproken. Het in trauma geboren taboe legde ook mij het zwijgen op.
Vele jaren later zeg ik desgevraagd en een beetje cynisch dat de ouders van mijn vader ‘gewoon’ zijn vergast, in Auschwitz. Maar die van mijn moeder stierven door kogels aan de Tongerenscheweg net buiten Vierhouten. Dat was heel bijzonder voor Nederlandse Joden van hun generatie: zij hebben een graf, in Almelo. Hoe kan dat? Wat is er precies gebeurd? Zo’n zes decennia lang zoek ik naar antwoorden en nog steeds is de puzzel niet af.

Ondertussen heb ik routine opgebouwd in het kernachtig samenvatten van het incomplete verhaal. Dat gaat als volgt. Mijn moeder Mimi dook in de zomer van 1942 onder, samen met haar verloofde Heinz Löwenhardt. De ouders en broer van Mimi doken eveneens onder, op een ander adres. Zij moesten twee jaar later hun schuilplaats opgeven – en Arnold, Louisa en Johan de Leeuw werden door moedige mensen van het verzet (de groep-Tusveld) naar Vierhouten gebracht. Diep in de bossen vonden zij onderdak in het ‘Pas-Opkamp’ van advocaat Von Baumhauer, ‘tante Cor’ en ‘opa Bakker’. Hier werden ruim anderhalf jaar lang zo’n tachtig à honderd Joden en enkele anderen in leven gehouden dankzij een huzarenstuk van Von Baumhauer en verzetsmensen in Nunspeet en Vierhouten.

In de vroege avond van 29 oktober 1944 ontdekten twee soldaten het kamp. Terwijl zij versterking gingen halen vluchtte iedereen weg, de bossen in. De volgende ochtend werden slechts acht personen aangetroffen en gearresteerd. Drie van die ongelukkige acht waren mijn grootouders en oom Johan. Bij gebrek aan beter weten verklaar ik hun noodlot uit het feit dat zij pas een maand of twee tevoren in het kamp waren gearriveerd. Het echtpaar Gompes stierf al op 30 oktober in of naast de Paasheuvel. De zes anderen werden de volgende dag aan de Tongerenscheweg neergeknald.
Eén détail mag niet onvermeld blijven. Ik heb de laatste wanhoopsdaad van mijn grootvader voor het eerst gememoreerd op 4 mei 1994 in mijn toespraak bij de onthulling van het monument, de doorgesneden steen aan de Tongerenscheweg. Zes mensen, onder hen de zesjarige John Meijers uit Voorburg met zijn vader Arend, dan 45 jaar. Zij zijn uit de kelder van de Paasheuvel gehaald waar zij waren opgesloten. De volwassenen lopen met spaden. Zij weten dat die hen zijn opgedrongen om hun eigen graf te graven. Om hen heen lopen Frankenstein met zijn Landstorm helpers, allen gewapend. Ergens op de Tongerenscheweg begint mijn grootmoeder Louisa te gillen. Op dat moment haalt mijn grootvader Arnold met zijn spade uit naar Frankenstein. Hij geeft hem een dreun – maar helaas: niet hard genoeg. De ten dode opgeschrevenen vluchten weg maar worden neergeschoten – sommigen pas nadat zij een ondiepe kuil voor zichzelf hebben moeten graven.
Het is altijd een troost voor me geweest dat mijn grootvader Arnold Frankenstein op zijn rotkop heeft gemept. Hij heeft tenminste geprobéérd het noodlot af te wenden. In een reflex heeft hij de anderen een kans willen geven weg te vluchten.

Het was denk ik in de jaren-’70 dat ik de schuilhutten in de Vierhouter bossen voor het eerst bezocht. Deze verkeerden toen nog in vervallen staat. Her en der getuigden grote kuilen ervan dat daar een hut was geweest. Tussen de hutten een dek van bosbessenstruiken. De donkerblauwe bessen vroegen erom geplukt te worden. Met een grote oogst kwamen we thuis. De gedachte was niet te onderdrukken: zouden mijn grootouders hier ook bosbessen hebben geplukt?
herzien 7 maart 2017
[Noot] Ze’ev Bar (Walter Bartfeld) overleefde zijn verblijf in het Pas-Opkamp en schreef zijn herinneringen. In een korte videofilm (2010) vertellen hij en Leni Duyzend over het dagelijks leven en de ontdekking van het Pas-Opkamp / Verscholen Dorp.
Beste John,
Gaat het hier om het “Verscholen Dorp” in de bossen van Vierhouten? Ik ben daar ook geweest. Heel indrukwekkend. Het lijkt een beetje op de Joden die in de bossen van Wit-Rusland verzet hebben gepleegd en voor een deel de oorlog hebben overleefd. Daarvan heb ik het boek gelezen en de film een paar keer gezien (de Bielski-familie).
http://www.verscholendorp.eu/nl-nl/
Met vriendelijke groet,
Jochem Klaas Abbes
Klopt Jochem Klaas. Het ‘Pas-Opkamp’ is later ook wel het Verscholen Dorp genoemd.
Min Vader, Philip de Liever is daar ook geweest en heeft de slachting overleefd.
Tot mijn grote verrassing: de bouwvakker geheel rechts op blz 4 van het e- book is mijn vader… Begin dertiger jaren werkloos meubelmaker. Niet wetend dat de locatie tien jaar later getuge zou zijn van een vreselijk drama, waarbij de grootouders en oom van mijn oude schoolvriemd John Löwenhardt werden vermoord…