Herman (Heiman) Weijl was één van mijn vier overgrootvaders. Alle vier waren Joodse slagers: Izaäk de Leeuw Azn. (1862-1941) in Almelo, Isaäk ten Brink Mzn. (1858-1943) in Denekamp, Levi Löwenhardt (1840-?) in Hemer, Duitsland en Herman Weijl in Oldenzaal. Van Levi weet ik nog steeds niet waar en wanneer hij is overleden, voor Herman Weijl is die vraag na lange jaren opgehelderd… daarover gaat dit verhaal.
Herman is in Oldenzaal geboren op 10 februari 1855, zijn ouders waren Lefmann Weijl (1817-1888) en Louise Meijers (1833-1912). Lefmann, zijn jongere broer Calman (1820-1907) en hun zus Jette (1812-1898) waren alle drie in Epe nabij Gronau geboren, net ‘over de grens’ in Duitsland. Herman en zijn vrouw Jansje Poortje (1853-1915) kregen twee kinderen, mijn grootmoeder Louisa (1894-1944) en haar broer Louis (1897-1942). Een foto van overopa Herman heb ik jammergenoeg niet; wel van zijn vader.
Al lang ben ik op zoek naar de sterfplaats en datum van overopa Herman. Na de dood van zijn vrouw Jansje is hij uit Oldenzaal vertrokken en spoedig daarna, in januari 1916 in Assen hertrouwd met Rika Groenberg. Speuren in het landelijke digitale archief WieWasWie leverde niets op. Waar o waar hebben Herman en Rika zich gevestigd, waar en wanneer is hij gestorven, waar ligt hij begraven? Jarenlang heb ik niets kunnen vinden.
Hetty
Hetty bracht de zaak in een stroomversnelling. Zij is dochter van Louis Weijl, geboren in Enschede in maart 1924. Ik had haar in de jaren ’60 in Amsterdam al eens ontmoet. Een nichtje van mijn moeder, nu een welgestelde Amsterdams-Joodse dame. Haar man was in die tijd directeur van de Helfi Regenkledingfabriek. Bij het ordenen van mijn computerbestanden vond ik haar terug in een brief die ze in 1947 aan het Rode Kruis schreef. In die brief vroeg ze om informatie over het lot van haar ouders. De brief was ondertekend door H. Frankfort-Weijl, de naam Frankfort herinnerde ik me van mijn bezoek bijna vijftig jaar eerder… dit moest dus wel de kleindochter van Herman Weijl zijn.
Hetty is op 5 augustus 1942 in Amsterdam met Max Frankfort getrouwd, drie weken nadat de deportaties vanuit Westerbork waren begonnen. Max had een goede positie bij het chique modehuis De Bonneterie. Na zijn ontslag (omdat hij Jood was) kreeg hij een baantje bij de Joodsche Raad, en dus uitstel van deportatie. Het advies was maar gauw te trouwen opdat Hetty zo ook onder de ‘Sperre’ viel. Die Sperre heeft hun gered; ze werden pas heel laat gedeporteerd. Hetty en Max zijn op 3 september 1944 op transport gesteld naar Auschwitz; in hetzelfde transport zitten Anne, Margot en hun vader Otto Frank.
Op de eerste zondagmiddag van 2014 betreed ik haar appartement, een bos bloemen in de hand. Had ik niet moeten doen? ‘Ik vind niet iedere dag misjpoge terug, ‘t is een belangrijke gebeurtenis’. Haar dochter Lilian krijgt opdracht de bloemen in een vaas te zetten, Hetty gaat mij voor naar haar woonkamer met uitzicht op de Zuidas. Lilian’s minikeffertje schiet onder de bank. Lilian is twee maanden jonger dan ik, gescheiden met twee zonen. Ik herinner me haar choppe (huwelijk) in het Hiltonhotel in 1966.
Pekelvlees
Op die zondagmiddag in 2014 maakt Hetty resoluut duidelijk dat ‘de oorlog’ taboe is. Geen woord wil ze erover horen. Of zeggen. Mijn verhalen over haar familieverleden in Oldenzaal die ik heb uitgeprint en meegenomen, ‘gaan die over de oorlog? Dan wil ik ze niet’. Ze gaan niet over de Holocaust, ze gaan over de vooroorlogse periode, maar allé…, hou de moed er in, denk ik. ‘Zegt Oldenzaal je nog iets?’ vraag ik haar. Welnee, ‘dat was lang voor mijn tijd, ik ben in Amsterdam opgegroeid.’ Ik hoor een licht-misprijzende toon. Het lijkt wel of voor Hetty de wereldgeschiedenis en de geschiedenis van haar eigen familie, ja haar eigen leven pas is begonnen met haar terugkeer in bevrijd Nederland, Amsterdam om precies te zijn, in juni 1945. Ze is dan net 21 jaar oud. Haar voorouders en hun geschiedenis, het laat haar koud.

Het zij zo. Misschien wil ze me desondanks toch nog iets vertellen. Over haar grootvader Herman bijvoorbeeld. Zij heeft hem gekend. ‘Je moet bedenken dat ik nog jong was, wat herinner ik me nou nog? Niets’. Ze woonde met haar ouders ‘op beletage’ in Amsterdam-Zuid, haar vader Louis was in goede doen. Af en toe werd opa Herman bezocht in Den Haag.
Aha, hij woonde dus in Den Haag! ‘Ja, wij waren de enige in de buurt die een auto hadden en zo nu en dan gingen we in Den Haag op bezoek, dat was toen nog een hele reis hoor!’ En opa Herman? ‘Een klein oud mannetje, meer weet ik niet.’ Maar even later hoor ik toch aardige details. ‘O ja, ik herinner me, hij woonde aan het Rijswijkseplein en als we vertrokken kregen we eieren met dubbele dooiers van hem mee, en een groot stuk pekelvlees dat hij zelf had gemaakt’.
Die opa Herman. Het Joodse slagersbloed verloochende zich niet. Ook al sleet hij zijn laatste jaren vér van zijn geboortestreek Twenthe. In zijn Haagse woning pekelde hij vlees voor zichzelf en zijn kinderen. Hetty vertelt dat opa Herman ‘vér in de tachtig’ was toen hij ‘gelukkig gewoon overleed’. Wanneer? ‘Ja dat weet ik niet hoor.’
Over Herman Weijl had ik ondertussen heel wat informatie, grotendeels gevonden in het archief van de Joodse Gemeente Oldenzaal. Het wordt bewaard in de Bibliotheca Rosenthaliana in Amsterdam. 1 Herman was in 1908 gekozen in de ‘Kerkenraad’ van de Joodse Gemeente Oldenzaal en bekleedde die functie tot hij in 1916 uit de stad vertrok. Per jaar betaalde hij een contributie van fl. 18,20, zijn jaarinkomen bedroeg vijfhonderd à 550 gulden. Rijk was slager Herman Weijl bepaald niet geweest, integendeel. Hij behoorde aan het begin van de twintigste eeuw weliswaar niet tot de notabelen van Joods Oldenzaal, maar zijn verkozen plaats in de Kerkenraad wijst erop dat hij toch tot de geziene inwoners behoorde.
Oldenzaalse neven in Den Haag
Thuisgekomen van mijn bezoek aan Hetty zet ik mij achter de computer en bezoek het digitale gemeentearchief van Den Haag. Ik vind Herman Weijl, geboren in Oldenzaal, overlijdensdatum: 12 augustus 1935, 75 jaar, weduwnaar van Selma Struch. Gevonden!! Gevonden? Klopt die datum wel? Herman was in 1935 immers niet 75 maar 80 jaar oud. En van Selma Struch heb ik nooit eerder gehoord… is Herman voor een derde keer getrouwd? Dan zie ik dat als ouders zijn opgegeven Calman Hirsch Weijl en Roosje Heijmans.
Verder speuren levert een verbazingwekkende vondst op. Er woonden twee mannen met de naam Herman Weijl in Den Haag, neven van elkaar en beide geboren in Oldenzaal. De in 1935 overleden Herman-zoon-van-Calman was in juni 1860 in Oldenzaal geboren; ‘mijn’ Herman-zoon-van-Lefmann is vijf jaar eerder geboren in februari 1855. Herman-zoon-van-Calman is pas een half jaar voor zijn dood uit Amsterdam naar Den Haag verhuisd. Hetty’s grootvader, mijn overgrootvader, woonde er toen al meer dan tien jaar.
Herman en Rika verhuisden in juni 1924 uit Meppel naar Den Haag. Ze vonden een woning aan de Nieuwe Molstraat op nummer 37, een pand op de hoek van de Paviljoensgracht, midden in de jodenbuurt. In maart 1927 verhuisden ze naar Rijswijkseplein 29, twee jaar later naar het naastgelegen pand met nummer 27.
Broodje pekelvlees
Online archiefonderzoek is handig en tijdbesparend – maar geeft niet op alle vragen antwoord. En dus begeef ik me naar het Haagse gemeentearchief. Zou ik de datum ergens verscholen op een microfiche kunnen vinden? Het gaat sneller dan verwacht. Binnen een half uur heb ik de handgeschreven overlijdensaangifte opgespoord. De aangifte is gedaan door Levie van IJssel, koopman in metalen – dezelfde man die vijf jaar eerder het overlijden van de andere Herman Weijl heeft aangegeven. Alle details kloppen, en ik zie dat Rika bij Herman’s overlijden nog in leven is, 72 jaar oud. Herman stierf, 85 jaar oud, op de zestigste verjaardag van Koningin Wilhelmina, 31 augustus 1940. Nederland was bijna vier maanden bezet. Herman Weijl heeft ‘het’ gelukkig niet meer mee hoeven maken, de anti-Joodse maatregelen waren nog niet begonnen.
In opgewonden stemming begeef ik me naar vishandel Simonis aan de Bezemstraat. Ik ga de bijzondere vondst vieren en mezelf trakteren op een broodje wilde zalm ter nagedachtenis aan overgrootvader Herman Weijl zaliger. Bij gebrek aan beter, dat broodje wilde zalm. Ik eet het, staande midden in de oude jodenbuurt, op vijf minuten wandelafstand van Herman en Rika’s eerste Haagse woning. Een broodje pekelvlees is hier al lang niet meer te krijgen.
Plaats en datum van overlijden heb ik na jaren zoeken, gevonden. Dankzij Hetty. Maar nog niet zijn graf. Dat gaat een stuk sneller. Eén telefoontje is genoeg – en ik besef dat ik er vele, vele malen pal langs ben gereden. Zonder het te weten. Ik bel het secretariaat van de orthodoxe Joodse Gemeente Den Haag en krijg te horen dat overgrootvader Herman op de Persijnhof ligt in Wassenaar-Kerkehout, naast de N44. Veld G, rij 5, graf 13. Het is nog geen kwartier op de fiets vanaf mijn woning in Benoordenhout.
Naschrift
Max Frankfort overleed in Amsterdam op 20 februari 2008, 86 jaar oud. Hetty overleed op 3 mei 2020 in ‘zorgcentrum’ Beth Shalom, Amsterdam, zij is 96 geworden. Max en Hetty zijn naast elkaar begraven op de liberaal-Joodse begraafplaats Gan Hasjalom in Amstelveen.
- Het archief van de Joodse Gemeente Oldenzaal is verdeeld over drie locaties in het centrum van Amsterdam: een heel klein deel in de Mediatheek van het Joods Historisch Museum; een groter deel in de Bijzondere Collecties van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, de ‘Rosenthaliana’; en de rest in het Stadsarchief van Amsterdam.[↩]