De brief brengt mij in verrukking. Ik heb vrijwel geen geschreven bronnen. Dagboeken? Brieven? Als ze er al waren zijn ze verloren gegaan. Slechts enkele briefkaarten, handgeschreven aan de vooravond van, tijdens of net na deportatie. En nu een brief! Gevonden in een flatgebouw op het noordelijkste puntje van Manhattan. Beneden zie ik Dyckman Street, genoemd naar de Hollander Willem Dyckman die hier in 1784 een boerderij bouwde. Veel later kwamen Duits-Joodse immigranten, nu wordt de wijk Inwood bevolkt door Dominicanen.
Ik hou het flinterdunne luchtpostpapier in handen en lees. Waarnemingen buitelen over elkaar heen. Getypt! Maar zo had ik me Abraham de Leeuw, slager te Enschede, helemaal niet voorgesteld, als een man achter een schrijfmachine. En geformuleerd in een keurige stijl waar niets op valt aan te merken. Zonder noemenswaardige schrijffouten. En ook: iedereen wordt genoemd of aangestipt. Het lijkt wel of mijn vage vermoeden door deze brief wordt bevestigd: het gezin van Zelma en Bram aan de Beltstraat in Enschede was vanaf het midden van de jaren dertig het opvangadres en zenuwcentrum van de misjpoge: Ten Brinks uit Denekamp, De Leeuws in Almelo en Löwenhardts uit Dortmund. Onder de brief in kloek handschrift: Bram
Brief op een vel luchtpostpapier, gericht aan Rosalie en Walter Rosenbaum in New York
Enschede, 20 Aug. 1941.
Lieve Rosalie en Walter,
Op de laatste brief welke wij ontvingen, hebben wij geantwoord maar het
adres was zeker niet goed en is de brief terug gekomen en wil hopen dat
jullie deze nu ontvangen. Wat onze gezondheid betreft gaat dat aardig
goed en ik zelf maak het ook tamelijk goed, hetgeen wij ook van jullie
hopen. Met de zaak gaat het nog gewoon zijn gang. Onze Iesje is nog
steeds op de fabriek,en Mau is nog in de slagerij. Selma is nog steeds
flink in orde en Opa is nog druk met zijn kippen. Wij hebben onze hele
woning verbouwd gekregen en hebben nu een prachtig huis. Vorige week
hadden wij bezoek uit Amsterdam, Ies en Branca waren hier, en volgende
week komen Seline en haar man hier. Ik was in lange tijd niet in Amster-
dam, maar denk er toch binnenkort heen te gaan en zoek Josef dan na-
tuurlijk op. Hij maakt het goed, daar wij laatst nog een brief van hem
hadden. Wij hebben hier hete dagen gehad, maar het is nu toch wat koe-
ler. Bij Adolf en Julchen is alles ook nog in orde en ook in Denekamp
en Almelo. Selma is druk met inmaken van augurken en bonen die zijn
hier erg duur en haast niet te krijgen. Selma en ik gaan veel fietsen in
de vrije natuur, gaan jullie ook veel uit. Nieuws van belang is xxxx
hier niet. Adolf zijn zuster Julchen uit Dordmund is ook overleden aan
een operatie.
Ontvang de hartelijkste groeten van allen als ook van mij jullie
zwager en oom,
P.S. Schrijf ons eens spoedig terug.
Abraham de Leeuw woonde met zijn vrouw Zelma (Selma) de Leeuw-ten Brink en hun zonen Maurits (Mau) en Izaak (Iesje) aan de Beltstraat in Enschede. Eerder archiefonderzoek heeft al aangetoond dat Beltstraat 69a een schakelcentrum was tussen de families. Mijn vader Heinz, opgegroeid in Dortmund, schreef zich op 27 augustus 1933 in op dit adres, vier dagen voor hij zijn leerstage begon bij de Enschede slager Julius Jacobs. Hij logeerde bij zijn tante, oom en neefjes die op dat moment vijftien en twaalf jaar oud waren. In oktober 1935 vertrok Izaak, net 14 jaar geworden, naar de boerderij van zijn oom Iwan de Leeuw in Almelo, kennelijk om daar in de leer te gaan. En een maand later arriveerde Heinz’ jongere broer Werner, kort voor zijn zestiende verjaardag, uit Dortmund.
Over Werners verblijf zijn enkele details bekend uit het interview dat hij in 1996 door de Shoah Foundation op band liet vastleggen. Werner had zijn vlucht naar Nederland voorbereid door tante Zelma in Enschede in een brief te vragen een baantje voor hem te vinden. Zijn ouders vertelde hij niets, tot de avond voor vertrek per trein naar Gronau. Zijn vader vond het natuurlijk kwatsch, er kon hun toch niets overkomen. Bij aankomst bleek Zelma inderdaad een baantje voor Werner te hebben geregeld bij reclameatelier Nico Zwiers. Werner miste zijn ouders niet, zo zei hij, hij had nooit een “innige verhouding” met hen gehad. De relatie met het gezin van tante Zelma ging “niet zo goed”, “ze hadden twee sullen van kinderen en ik kwam uit de stad natuurlijk”. Nu moest Werner om negen uur ’s avonds thuis zijn. Hij zocht al snel een kamer.
De ouders Heinz en Werner, mijn grootouders, vluchtten in de zomer van 1936 naar Nederland. Na een verblijf in Goor vonden ze in 1938 een woning in Enschede aan de Berkenkamp op nummer 20, enkele minuten lopen van de woning van Zelma en Bram.

Enschede, ca. 1942
Vaak heb ik de gezichten van Bram en Zelma bestudeerd, op de statige familiefoto uit 1930 en op deze bloemrijke foto uit, waarschijnlijk, juni 1942. Zij waren op 6 juni 1917 getrouwd; Bram was 31 jaar, Zelma 21. Op deze tweede foto zitten zij omringd door bloemen met achter zich de twee volwassen zonen Izaak en Maurits. Het lijkt waarschijnlijk dat de foto is gemaakt bij de viering van het 25-jarig huwelijksjubileum in juni 1942. Wat anders dan een huwelijksjubileum was in die gitzwarte tijd aanleiding voor een bloemenzee? Tussen de twee foto’s is twaalf jaar verlopen – maar Bram lijkt niet ouder geworden, Zelma wel. Diepe oogkassen; op beide foto’s kijkt hij stuurs de camera in, een tikkeltje nors. Deze man bezat een typemachine, kon typen en schreef een onberispelijke brief naar familie in New York. Verrassend.
De brief bevestigt een aantal zaken die ik al vermoedde of wist. Maar Bram draagt ook snippers nieuwe informatie aan. Met de zaak gaat het nog gewoon zijn gang – de slagerij was in augustus 1941 nog in bedrijf – Onze Iesje is nog steeds op de fabriek, en Mau is nog in de slagerij. Ik wist: Izaak de Leeuw werkte als drukker in een textielfabriek, mogelijk bij de firma Menko; zijn oudere broer Maurits hielp in de winkel van zijn ouders. Opa is nog druk met zijn kippen, dat is nieuw. De inwonende vader van Bram, de op dat moment 81-jarige Mauritz de Leeuw, hield kennelijk kippen.
Brams volgende zin is een grote verrassing: Wij hebben onze hele woning verbouwd gekregen en hebben nu een prachtig huis. Het pand was een huurwoning, eigendom van buurman Seinhorst. Een wrange gedachte dringt zich op. Veel plezier heeft het gezin van Bram niet aan het verbouwde huis gehad. Een jaar later moesten ze onderduiken.
Vorige week hadden wij bezoek uit Amsterdam, Ies en Branca waren hier, en volgende week komen Seline en haar man hier. Bram schrijft hier over familieleden waarover ik vrijwel geen gegevens heb. Seline de Leeuw was een van zijn vele nichten, in 1913 getrouwd met Benjamin de Jonge uit Winschoten. Seline was vijf maanden ouder dan Bram.
Ik was in lange tijd niet in Amsterdam, maar denk er toch binnenkort heen te gaan en zoek Josef dan natuurlijk op. Hij maakt het goed, daar wij laatst nog een brief van hem hadden. Twee opmerkelijke zinnen. Allereerst omdat Bram impliceert dat hij met enige regelmaat in Amsterdam kwam. Maar vooral toch omdat ze duidelijk maken dat de familiebetrekkingen zonder meer goed en intensief waren. Bram schrijft zijn brief aan zijn schoonzuster Rosalie Rosenbaum-ten Brink en haar zoon Walter, in december 1938 uit Dortmund gevlucht. Na een enerverend jaar in Nederland zijn zij er in oktober 1939 in geslaagd naar Amerika te ontkomen. (Lees ‘Walter’s forced wanderings’) Josef Rosenbaum, de vader van Walter, is in Amsterdam achtergebleven. Hij kreeg geen visum. Tegelijk met deze brief van Bram werd in New York in december 2013 een stapel handgeschreven brieven van Josef aan zijn vrouw en zoon ontdekt. De brieven dateren uit de periode 1940-41.
Wij hebben hier hete dagen gehad, maar het is nu toch wat koeler. Bij Adolf en Julchen is alles ook nog in orde en ook in Denekamp en Almelo. In enkele woorden zegt Bram dat ‘alles in orde is’ met een groot aantal familieleden. Zelma’s zuster Julchen, de moeder van Heinz en Werner, en haar man Adolf Löwenhardt die inmiddels vlakbij aan de Berkenkamp wonen. In Denekamp de vader van Zelma, Rosalie en Julchen: Isaac ten Brink, dan 83 jaar oud, en hun twee broers Julius en Mauritz met hun gezinnen, negen personen in totaal. En in Almelo de andere zus, Adela de Leeuw-ten Brink met haar man Iwan en zoon Herman; Heinz Löwenhardt met zijn verloofde Mimi de Leeuw en zijn aanstaande schoonouders Arnold en Louisa de Leeuw, neef en aangetrouwde nicht van Bram. Duizelt het u lezer? Huwelijken tussen leden van de Joodse families De Leeuw (Almelo), Ten Brink (Denekamp) en Löwenhardt waren geen zeldzaamheid.
Selma is druk met inmaken van augurken en bonen die zijn hier erg duur en haast niet te krijgen. Selma en ik gaan veel fietsen in de vrije natuur, gaan jullie ook veel uit. In een jaar tijd had de Duitse bezetter de Joodse bevolkingsgroep apart gezet, afgescheiden van de rest van de bevolking, geïsoleerd. Het was nog geen twee maanden na de Duitse inval begonnen met het verbod voor Joden om in de luchtbeschermingsdienst te werken. Dat leek nog futiel… hoeveel Joden waren nou nog actief in de luchtbescherming? Een paar weken later werd het ritueel slachten (sjechita) verboden. Voor orthodox levende Joden betekende dit de onmogelijkheid aan hun spijswetten te voldoen. En zo ging het door, in rap tempo. Toen Bram in augustus 1941 zijn brief schreef waren alle Joodse ambtenaren en medewerkers van universiteiten ontslagen. Joodse kranten en tijdschriften waren verboden. Joden mochten geen Duits huishoudelijk personeel hebben, Joodse artsen en advocaten mochten geen niet-Joodse patiënten of klanten hebben. Alle Joden en Joodse bedrijven hadden zich moeten registreren. Joden mochten geen bioscopen meer bezoeken, geen markten, zwembaden of stranden en hun radio’s hadden ze moeten inleveren. Hun banktegoeden hadden ze moeten overmaken naar een speciale bank, in handen van de Duitsers. Is het een wonder dat Bram schreef over fietsen in de vrije natuur? Veel anders viel er niet meer te doen.
Nieuws van belang is hier niet. Adolf zijn zuster Julchen uit Dordmund is ook overleden aan een operatie. Adolf Löwenhardt kwam uit een Duits-Joods slagersgezin van twaalf kinderen. Julie was veertien maanden ouder dan Adolf. Met man en twee dochters woonde zij nog steeds in Dortmund. Begin juni 1941 was het gezin gedwongen verhuisd naar een ‘Judenhaus’, een soort minigetto, in Dortmund-Deusen. Enkele weken later, op 22 juli, was Julie gestorven, bijna 59 jaar oud. Haar doodsoorzaak was mij onbekend… maar ‘aan een operatie’ roept toch ook nog steeds vragen op.
Ook in Nederland gingen de anti-Joodse maatregelen gewoon door. Op 1 september werden Joodse kinderen geweerd van openbare scholen, twee weken later werd Joden de toegang ontzegd tot parken, dierentuinen, restaurants, cafés, hotels, schouwburgen en musea. Op 3 mei 1942 werd de brandmerking compleet met de verplichting de jodenster te dragen. Twee maanden later vertrok het eerste transport uit Westerbork naar Auschwitz. Bram, Zelma en hun twee zonen gingen veel later en zijn ‘niet teruggekomen’. Als Rosalie en Walter al hebben teruggeschreven… de brief zal nooit zijn ontvangen.
Lees over de zonen Maurits en Izaak (alleen in het Duits) Die Brüder die ich nie hatte…
Bronnen
– Archief Rosalie Rosenbaum-ten Brink
– Henk van Gelderen, telefonische informatie, 28 december 2010
– Video-interview Werner Löwenhardt, Shoah Archive (Spielberg) project, opgenomen 19 maart 1996
– Stadsarchief Enschede, Alfabetisch Bevolkingsregister NIG Enschede, 1923-1935
Geef een reactie