Marcus Levie de Leeuw, 1797/99 – 1883
Soms heb je mazzel. Soms heeft iemand het werk al voor je gedaan terwijl je van niets wist. Het ligt voor het oprapen – alleen: wáár? Zoals iedereen heb ik 32 oudouders, 16 van moeders- en 16 van vaderszijde. Oudouders liggen vijf generaties terug in de tijd, het zijn de ouders van de betovergrootouders. Van geen van hen heb ik meer dan de basisgegevens. Tot voor kort.
Een van de 32 oudouders was Marcus Levie de Leeuw die zijn hele leven in Delden woonde. Ik wist dat zijn eerste zoon, Abraham Marcus (1825), rond 1854 naar Almelo was verhuisd. Op Abraham Marcus volgden in de jaren 1827-1845 nog twaalf kinderen. Ik stam af van Abrahams zevende kind, Isaac, geboren in Almelo in december 1862. Dat was twintig jaar voor de dood van Marcus Levie – dus Isaac moet zijn Deldense grootvader hebben gekend. Het was me duidelijk dat de De Leeuws van Delden naar Almelo waren overgeplant… maar verder wist ik over oudvader Marcus Levie hoegenaamd niets.
Tot ik het boek van Peter Kooij in handen kreeg. Het verscheen in 2004, ik ontdekte het elf jaar later. In een betere staat en een beter lokaal. De Joodse gemeenschap en synagoge in Delden. 1 Marcus Levie speelt in Kooijs verhaal een glansrol.

Er bestaan veel geschiedenissen van plaatselijke Joodse gemeenschapen. Ze zijn soms nogal knullig samengesteld door niet-historici. Kooijs boek is daarop een gunstige uitzondering. Hij geeft blijk van een bewonderenswaardige speurzin, hij heeft gewerkt in een groot aantal archieven: de gemeentearchieven van Ambt en Stad Delden, het huisarchief van kasteel Twickel, het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle, het Algemeen Rijksarchief (nu Nationaal Archief) in Den Haag, de Bibliotheca Rosenthaliana, het Joods Historisch Museum en het Stadsarchief van Amsterdam. En overal vond hij sporen van mijn oudvader Marcus Levie de Leeuw.
Marcus Levie had één broer (geen zusters), Joseph Levie. Wie van de twee de oudere was, blijft onduidelijk. Marcus en Joseph werden geboren in het tijdvak 1797-1799, onmiddellijk volgend op de emancipatie (burgerlijke gelijkstelling) van de Joden in ons land. 2 Joseph kon niet schrijven, maar Marcus wél – en hoe!
De Joden van Delden komen in de eerste helft van de negentiende eeuw bijeen in een gehuurde ruimte die voor de godsdienstoefeningen niet erg geschikt is. Op de kadastrale kaart van 1832 staat het lokaal weliswaar groots aangeduid als Synagogua, maar het is er tochtig en vochtig. Marcus Levie de Leeuw neemt het initiatief tot de bouw van een eigen synagoge. Van 1839 dateert zijn eerste door Kooij getraceerde brief, aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. Zijn eerste teruggevonden brief aan de koning (Willem III) over hetzelfde onderwerp dateert van 11 april 1850. Betreffende de slechte staat des Kerkes, schrijft Marcus Levie aan de koning… 3
daar zulks in een bekrompe woning moet verrigt worden, hetwelk zoowel op het ligchaam, als op deszelfs Godsdienst tot schade strekt, daar wegens de vogt onze Eenig boek Mozes, of Thora genaamd bijkans onbruikbaar wordt en onze vermogen niet toereikend is, een nieuw te koopen!

Pas op 10 april 1861 vindt de inwijding van de nieuwgebouwde Deldense synagoge plaats. Marcus Levie de Leeuw heeft dan ruim twintig jaren geageerd, geschreven, gepleit, gesmeekt en fondsen geworven voor wat ongetwijfeld één van zijn levensdoelen is geworden, een eigen sjoel. Hij is rond de zestig jaar als deze wordt ingewijd.
De sjoel was niet het enige onderwerp waarover Marcus Levie correspondeerde met het hof in Den Haag. Zijn beroep is slager, en twee jaar na de opening van de synagoge vraagt hij de koning of deze belangstelling heeft voor vlees van de ossen die hij heeft gekocht van baron Van Heeckeren van Twickel. De heer van landgoed Twickel heeft connecties bij het hof, en Kooij suggereert dat via deze weg Marcus wel eens tot zijn vermetele vraag kan zijn gekomen. Het wordt een vermakelijke affaire.

De hofmaarschalk antwoordt dat de koning ‘graag een stuk van de door hem te slachten ossen ontvangt, onder toevoeging van een nota’. 4 Slager Marcus slacht en stuurt het vlees naar het hof. Een maand later schrijft de hofmaarschalk aan de burgemeester van Delden dat hij de in rekening gebrachte prijs van fl. 1,50 per kilo te hoog vindt. Of de burgemeester maar aan De Leeuw zijn ‘bevreemding’ over wil brengen omdat ‘het beste vleesch’ in Den Haag ‘en ook te Amsterdam’ niet meer dan 80 cent per kilo kost. De burgemeester moet Marcus ertoe brengen een lagere nota te sturen ‘ofwel deselve in blanco te laten, als wanneer ze door mij zal worden ingevuld, en hem het bedrag, bij wijze van gratificatie, zal worden verstrekt.’ Slager Marcus ontvangt uiteindelijk veertig gulden.
De Joodse Gemeente van Stad Delden was in 1838 opgericht, twee jaren later waren 68 Joden geteld, ruim 4,5 procent van de bevolking. Marcus Levie was hun ‘Kerkmeester’ van 1841 tot vlak voor zijn dood in december 1883. Meer dan veertig jaar. Hij vervulde in de kleine en arme Joodse gemeenschap ontegenzeggelijk een voortrekkersrol. Hij zorgde voor een sjoel en hij zorgde voor een begraafplaats.
De emancipatie van 1796 had de Nederlandse Joden gelijke burgerrechten gebracht maar in de eerste helft van de negentiende eeuw was hier nog niet veel van te merken geweest. In 1849, het jaar voor Marcus’ eerste brief aan de koning, was in Amsterdam het eerste Joodse weekblad opgericht, het Nederlandsch Israëlitisch Nieuws- en Advertentieblad, voorloper van het NIW. In de grote steden studeerden de eerste Joden, de eerste Joodse minister was van 1860 tot 1862 Michel Henry Godefroi op het departement van Justitie. Juist in deze periode werd het nieuwe sjoelgebouw van Delden ingewijd, de sjoel waarvoor Marcus Levie de Leeuw meer dan twintig jaar had gestreden. Over zijn postuur is niets bekend – maar dat hij een mannetjesputter was, voor mij staat dat vast.
- Delden, Stichting Bedehuizen Overijssel en Flevoland, Bulletin nr. 32. 172 pp. Alleen antiquarisch nog verkrijgbaar.[↩]
- Decreet over den Gelykstaat der Joodsche met alle andere Burgers, 2 september 1796.[↩]
- Kooij, p. 116. Zie voor het vervolg op deze brief en de lange odyssee van De Leeuw het boek van Kooij.[↩]
- Kooij, blz. 60[↩]
Ik ben blij dat ik ook een afstammeling ben van deze Marcus Levie de Leeuw! De Leeuwen zijn allemaal mooie/goede mensen. Dat kan ook niet anders na zo’n artikel gelezen te hebben.
Dank je Margreet!
Via Donald de Leeuw ontving ik deze publicatie.
Wij zijn afstammelingen van Joseph de Leeuw( grootvader) wiens vader David de Leeuw was.Diens vader was Joseph Levie de Leeuw(geboren ca. 1798.Mijn grootvader werd opgevoed door zijn tante Eefke,die 100 jaar mocht worden.
Ik kwam vroeger als vertegenwoordiger van ons bedrijf bij slager Heinz Lowenhardt in Almelo.
Ik vermoed, dat dit uw vader was.
Dat klopt helemaal, Jo. Dank voor de reactie.