Leizer Melamed was 32 jaar oud toen de “Israëlietische Gemeente” van Oldenzaal hem in 1903 aanstelde als “Koster” en “Sjocheit”. Naast rabbijn Frank (in 1905 opgevolgd door Marcus Klein) had hij twee van de belangrijkste functies in de Joodse gemeenschap van de stad. Zijn werk als sjammes (koster, sjoeldienaar) hield in dat hij iedere sjabbes in sjoel was. Op weekdagen onderhield hij het sjoelgebouw en deed hij in de wijde omgeving van Oldenzaal zijn werk als ritueel slachter of sjoucheit, sjochet, in de volksmond: beestensnijder.
De Joden – én hun begraafplaatsen – in Ootmarsum (na 1924), Losser en, in de jaren 1906-1913, Denekamp behoorden tot de Joodse Gemeente Oldenzaal. Voor zeer velen in deze plaatsen en daar tussenin zal Leizer een bekende verschijning zijn geweest. Weustink stelt dat Melamed op zijn ‘motorfietsje’ naar Denekamp reed om daar ritueel te slachten. Het kan niet anders: voor mijn voorvaderen, veehandelaren en slagers in Oldenzaal en Denekamp, was Leizer een bekende verschijning. Ze moeten hem goed gekend hebben. Daarom diep ik hem op uit de archieven.
Gestrand in Oldenzaal

Melamed was op 12 juni 1871 in “Poniw(r)itz (Rusland)” geboren en op 22 juli 1896 in Oldenzaal met Hendrika Gobas getrouwd. Althans… dat meldt de burgerlijke stand. Bij deze gegevens kan wel wat commentaar worden geleverd, om te beginnen bij zijn familienaam. In Nederlandse databestanden is Leizer vastgelegd met de achternaam Melammet. De interne Joodse bronnen van Oldenzaal noteren consequent Melamed. En zo moet het ook: Melamed – in Bijbelse tijden de benaming van een leraar, religie-onderwijzer aan jonge kinderen – is de eigenlijke, Hebreeuwse naam. In het achttiende-eeuwse Amsterdam woonden talrijke Melameds. Er hoeft weinig twijfel over te bestaan dat toen Leizer in Overijssel was gearriveerd, een ambtenaar zijn naam als Melammet heeft opgeschreven.
Maar waar kwam hij vandaan? Dat was niet duidelijk. Zijn geboorteplaats wordt in Nederlandse civiele documenten afwisselend als Poniwritz en Poniwitz geschreven, in alle gevallen met de toevoeging ‘Rusland’. De rijke website van JewishGen bood uitkomst. Ze leidde mij naar de stad die tegenwoordig Panevėžys heet, in Litouwen zo’n honderd kilometer ten noord-noordoosten van Kaunas. 1 Van 1795 tot 1915 waren de Russen hier de baas. De stad telde aan het eind van de negentiende eeuw bijna zevenduizend Joden, waaronder één of meer families Melamed. De schrijfwijze van de stadsnaam (in het Russisch Ponevezj, Ponevez in het Jiddisj) varieert in verschillende talen zo sterk dat de notatie van Poniwitz door een Oldenzaalse ambtenaar beslist niet buiten de boot valt.
Ponevez stond bekend om zijn beroemde jesjiwe (Joods-religieuze academie, voortgezet als de Ponevez Jesjiwe in Bnei Brak, Israël), en zijn tientallen kleine synagoges, ‘minjanim’, ‘sjtiblach’ voor verschillende handwerkslieden. Sinds 1886 was er een Joods ziekenhuis, gesticht door rijke Joden. In 1884 toen Leizer dertien jaar was telde de stad 15,030 inwoners, ruim de helft van hen van hen waren Joden. In 1887 werd er zelfs een Ma’achal Kasjer, een koosjere gaarkeuken, opgericht ten behoeve van Joodse soldaten in het plaatselijke garnizoen van het Russische leger. In de stad was ook een door de Russische overheid betaalde lagere school voor Joodse jongens.
Leizer’s ouders hadden poëtische Jiddisje namen: Sjolem Melamed en Sjeine Lewin. Hoe de vijfentwintigjarige Leizer in Oldenzaal zijn Hendrika heeft gevonden, dat weten wij helaas nog niet. Maar in die tijd werd de stad keer op keer geteisterd door grote stadsbranden. De helft van de Joden leefde in armoede. Dit droeg bij tot een emigratiegolf die aan het begin van de jaren 1880 op gang kwam, voornamelijk naar Zuid-Afrika en Amerika, maar ook naar Palestina. Op de oude begraafplaats van Jerusalem liggen tenminste vijftien Joden uit Ponevez, begraven tussen 1866 en 1902. Het is mogelijk dat Leizer zijn hometown had verlaten als één van deze emigranten en op weg naar het Westen in Oldenzaal was gestrand.

Van beroep was Leizer eerst kuiper, later schilder, huisschilder. Met zijn vrouw woonde hij aan de Boterstraat op nummer vijf. Het heeft na hun huwelijk zeven jaar geduurd tot Leizer’s eervolle aanstelling bij de Oldenzaalse kille (Nederlands-Jiddisj voor het Hebreeuwse kehilla; zelf noemde men zich in Nederlandstalige teksten gedragen de “Israëlietische Gemeente”). Maar toen was hij dan ook een man van gewicht. Als sjammes droeg hij zorg voor het onderhoud van de in 1880 ingewijde synagoge aan de Raadhuisstraat, het ‘jödd’nstroatke’, en voor het gebouw van het ritueel bad, de mikwe. Van zijn woning was hij er te voet in misschien twee minuten.

Het was een voor de hand liggende combinatie, schilder en sjammes. Op 5 juni 1911 betaalde de kille een rekening van Melamed ter hoogte van 59 gulden, vermoedelijk voor schilderwerk aan de gebouwen. Voor zijn taak als sjammes ontving hij in deze periode een vaste jaarlijkse vergoeding van 80 gulden, uitbetaald in vier kwartaaltermijnen. De maandelijkse wedde van rabbijn Klein was precies tien keer zo hoog, fl. 66,66 – achthonderd gulden per jaar – maar hij beoefende het rabbinaat dan ook als hoofdberoep. Tien jaar later, in de winter van 1921-22, werd het ritueel badhuis getroffen door een ontploffing, mogelijk als gevolg van bevroren leidingen. Dat de schade aanzienlijk was, blijkt uit de twee rekeningen die aannemer J. Ensink uit Enschede begin april betaald kreeg: 575 gulden in totaal. Het schilderwerk werd daarna uitgevoerd door Leizer Melamed die de kille daarvoor fl. 147,50 in rekening bracht. Het geld werd op 20 april 1922 betaald. De totale kosten van de reparaties en herstel van de ontploffing bedroegen bijna 13 procent van het jaarbudget 1922. Het prijspeil lag in 1922 overigens aanzienlijk hoger dan in 1911.

Leizer en Hendrika hoefden gelukkig niet te leven van wat hij als huisschilder-zzp’er en sjammes verdiende. Want zijn belangrijkste taak voor de kille was die van ritueel slachter. Hij bezat daartoe een lang, dun mes dat hij in een foudraal met zich voerde. Melamed heeft dit vak beoefend van 1903 tot, waarschijnlijk, het verbod van de sjechita in juli 1940, een kleine veertig jaar. Hij zorgde aldus voor extra inkomsten voor de Joodse gemeente. Een kleine ‘economie van de sjochet’ kan dat verhelderen.
Economie van de sjochet
Voor iedere rituele slachting van een koe ontving de kille in 1911 een ‘slachtgeld’ van 45 cent, voor ieder kalf 25 en voor ieder schaap 15 cent – naar men moet aannemen van de koosjer slager die het beest gekocht had. Melamed, die de slachtingen verrichte, werd in deze tijd nog ‘per hoofd’ betaald – in latere jaren kreeg hij een vaste maandelijkse vergoeding. In 1911 ontving hij per koe 35 cent, per kalf 20 en per schaap 15 cent. Voor iedere ritueel geslachte koe had de Joodse gemeente aldus een netto-inkomen van tien cent, en voor ieder kalf vijf cent. Overigens gingen daar dan wel weer onkosten vanaf. Op 29 juni 1911 betaalde de kille Melamed 15 cent voor stempelinkt, nodig voor het waarmerken van het ritueel geslachte beest.

Synagoge op de achtergrond
De aantallen waren aanzienlijk, verbazingwekkend hoog eigenlijk als men de beperkte omvang van de Joodse gemeenschap in deze hoek van Twente in aanmerking neemt. In de eerste zes maanden van 1911 ontving de Oldenzaalse kille slachtgeld voor in totaal 165 koeien, 83 kalveren, 11 schapen en één geit. Het totaalbedrag was fl. 96,80, gemiddeld zestien gulden per maand. Een weekgemiddelde van ruim zes koeien, drie kalveren en een half schaap bevestigt dat Leizer’s werkterrein zich niet tot Oldenzaal zelf beperkte. Zóveel vlees aten de ruim tweehonderd Oldenzaalse Joden toch niet op. Zelfs voor de ruim driehonderd Joden in deze hoek van Twente was het teveel. Er waren behoorlijk veel niet-Joodse gezinnen die koosjer vlees kochtten – vanwege de kwaliteit en, in huidige bewoordingen, de voedselveiligheid. Harde cijfers voor Twente hebben we niet, maar Amsterdam, waar zo’n tien percent van de bevolking Joods was, geeft een indicatie. Rond de tijd dat de Duitsers de rituele slacht verboden was ongeveer de helft van alle in de stad verkochte vlees afkomstig van de rituele slacht.
En of hij deze werklast wel aankon, naast zijn bezigheden als schilder en sjammes? Het is mogelijk dat hij het niet in zijn ééntje hoefde te doen, want op 10 juli 1911 deed de kille een ‘salaris’ betaling a fl. 12,50 aan een onbenoemde ‘hulp-sjochet’ voor het eerste halfjaar. De gemiddelde maandelijkse sjochet-inkomsten van Melamed bedroegen in deze periode dertien gulden: zijn rituele slachtingen leverden de kille maandelijks drie gulden netto op. Melamed kreeg voor zijn werk als sjammes en sjochet maandelijks een bedrag van rond de twintig gulden. Er moest dus geld bij.
Naschrift I, mei 2013
Op 24 mei 2013 werd een korte versie van dit verhaal in het Engels op deze site geplaatst. Op basis van de Oldenzaalse huwelijksakte werd daarin gesteld dat Leizer’s ouders Sjolem Melamed en Sjeine Lewin heetten. Binnen enkele uren ontving de auteur opgetogen reacties van leden van de wereldwijde Melmedfamilie, afkomstig uit Litouwen. Zij schreven dat de familie in Leizer een verloren gewaande zoon had teruggevonden. John en Mark Melmed in de Verenigde Staten zijn rechtstreekse afstammelingen van een broer (Solomon) van Leizer’s grootvader Izrael Melamed. Zij introduceerden de zeven broers en zusters van Leizer: Liba; Lipe Rivke; Tone; Tsesne Leia; Khaia Rokha; Jankel Meir en Zoroech Melamed. Na zijn vertrek uit Poneves heeft Leizer hen waarschijnlijk nooit teruggezien. Hij zal ze in Oldenzaal hebben gemist.
Helaas moet ook dit stuk eindigen in mineur. Leizer was 71 jaar oud toen zijn leven op 21 september 1942 in Monowitz (een buitenkamp van Auschwitz) werd afgebroken. Het blijft onduidelijk of hij aan typhus is gestorven bij de bouw van het kamp, of werd vermoord. Zijn vrouw werd ruim een half jaar later, op 9 april 1943, in Sobibor vergast. Zij is 75 jaar geworden. Leizer en Hendrika hadden geen kinderen.

Naschrift II, november 2013
Ben van Benthem was negen jaar oud toen hij in 1939 Leizer Melamed ontmoette. Hij woont nu in Hengelo en vertelt:
“Ik was een jochie van negen jaar toen de schilder Melamed ons huis schilderde aan de Hyacinthstraat, nr. 67. Ik kan me Melamed nog heel goed herinneren en toen ik een foto van hem zag , ja, toen kende ik hem onmiddellijk terug. En wat zag ik voor me? Een man met de lengte die ik nu heb, ongeveer 1,70m. denk ik, ik was toen nog jong, dat schilderstenue van hem dat was een lang wit hemd, misschien moet ik het een jas noemen, tot ver onder de knie, en dat was het schilderstenue van die jaren. Ik heb nog een foto, niet van Melamed maar van mijn oom die ook schilder was. Hij staat op de foto met drie knechten van hem ook in zo’n lang wit schildershemd. Dan krijg je een idee van hoe Melamed er uit zag.
“Als hij dan aan het eind van de dag naar huis ging, ik zie het nog zo voor me, dan ging hij dat hemd oprollen, van onder de knie tot onder zijn armen, pakte zijn colbertje, zijn jasje er overheen, knoopte het dicht, stapte op de fiets en ging naar huis. Einde werktijd.
Bronnen
H. Beem, De verdwenen mediene. Kol Hakohol Hakodousj Hazee. Amsterdam, Joachimsthal 1950
Kasboek van de Ned. Israël. Gemeente [Oldenzaal], 1911-1932
Jozeph Michman, Hartog Beem, Dan Michman, Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland. Vertaald uit het Hebreeuws door Ruben Verhasselt. Ede/Antwerpen/Amsterdam, Kluwer & NIK 1992
Orde van den buitengewonen dienst ter gelegenheid der viering van het 50-jarig bestaan der Synagoge te OLDENZAAL op Zaterdagmiddag 26 Tisjrie (18 October) 5691. [NIK Oldenzaal], Drukkerij N.V. v.h. Van Creveld & Co., 1930
Joseph Rosin, “Panevezys, Lithuania” op kehilalinks.jewishgen.org
Stadsarchief Oldenzaal
Bart Wallet, 13 december 2011 over de geschiedenis van de sjechita in Nederland.
G.J.J.W. Weustink, Uit de geschiedenis der joden van Oldenzaal. Uitg. Noreg, z.pl., 1990
jewishgen.org
wiewaswie.nl
© John Löwenhardt
Den Haag, juni 2013
Noten
- De stad staat ook bekend onder de namen Ponevezj [Russisch], Ponevez [Jiddisj], Poniewież [Pools], Ponewiesch [Duits], Panevēža [Lets], Panevezhis, Panevezio Velzis, Ponavezh, Ponevetz, Ponivez, Ponowitcz, Ponyevez, Pounivez, Punaviz. [JewishGen Communities Database][↩]
Hallo John,
Met heel veel interesse heb ik de vernieuwde versie van De beestensnijder van Oldenzaal gelezen, voorwaar een uitgebreid onderzoek,echt de moeite van het lezen waard. Temeer omdat ik Leizer Melamed persoonlijk heb gekend. Ik vind het een hele eer,hieraan een kleine bijdrage te hebben mogen leveren. Het was tevens een prettige ervaring.
Hartelijke groeten,
Ben en Marie
heb met veel belangstelling dit gelezen! Erg interessant!!