Julius ten Brink werd op 15 september 1941 samen met twee andere Joodse inwoners uit Denekamp weggevoerd. Ruim een maand later kwam het bericht dat hij in concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk was overleden. Zijn vrouw Hennie en zijn dochters Hannie en Lida, zijn vader Isaäk, zijn broer Mauritz en diens gezin: allen werden zij een jaar later uit hun woningen in Denekamp opgehaald en kort daarop in Auschwitz vermoord. Hoe en waarom Julius op 43-jarige leeftijd moest sterven… er is na 1942 geen familielid in Denekamp overgebleven die zich deze vraag kon stellen.
Julius was de jongste broer van mijn grootmoeder Julia Löwenhardt-ten Brink. Hoe graag had ik haar en haar twee broers en drie zussen, allen in Denekamp geboren tussen 1890 en 1902, in mijn jeugd gekend. Nu ik ouder ben dan geen van hen ooit geworden is, voelt het als een plicht uit te zoeken wat er met hen is gebeurd.
Julius ten Brink had de twijfelachtige eer te behoren tot de eerste drie Denekamper joden die in de oorlog werden vermoord. Voor een weergave van wat er aan zijn dood in oktober 1941 vooraf ging laat ik meester Dingeldein aan het woord. 1 Hij spreekt rechtstreeks tot ons vanuit zijn oorlogsdagboek:
‘Sept. 16. Dinsdag. Vanmiddag om 12 uur hoorde ik: 1e. Dat gisteravond Isaäk Suskind en Julius ten Brink zijn gearresteerd en weggevoerd, waarbij zich hartverscheurende toneelen hebben afgespeeld. 2e. Dat tevens Lutze Elkus, die nog in arrest zat, is meegenomen…’ ‘…Verschrikkelijke toneelen hebben zich afgespeeld, toen Suskind en Ten Brink werden opgehaald. Met deze zware taak waren de marechaussees en de gemeenteveldwachters tegen wil en dank belast. Het afscheid was hartbrekend…’ ‘…Er wordt gezegd dat de gearresteerde Joden naar een lood- en zinkwitfabriek in Duitschland zijn gestuurd; anderen zeggen naar een kwikzilvermijn in Oostenrijk.’
‘October 12. De families van de ontvoerde Denekamper Joden I. Suskind, Julius ten Brink en L. Elkus hebben een gedrukte berichtkaart ontvangen, dat zij gezond zijn en zich in een concentratiekamp bij Linz bevinden. De kaarten waren ondertekend door elk der drie betrokkenen.
October 20. Maandag. Bij Maurits ten Brink is bericht gekomen, dat zijn broer Julius al dood is. Hij durfde het zijn schoonzuster niet te zeggen, de dokter moest dit doen. Niemand van de Joden zal levend terugkomen.
October 21. Dinsdag. Maurits ten Brink heeft een kennisgeving ontvangen, dat zijn broer Julius op 10 dezer overleden is. Diens vader of weduwe moeten morgen bij den Ortskommandant te Enschede verschijnen, om daar een verklaring te onderteekenen, dat hij een natuurlijke dood is gestorven en om zijn kleeren in ontvangst te nemen. De een zoomin als de ander zal zoo iets kunnen doen!’

Mauthausen 14 oktober 1941
De kennisgeving die Mauritz op 21 oktober in zijn handen hield is één van de weinige documenten die bewaard zijn gebleven. Deze ‘Todfallsaufnahme’ nummer H B330/”41” gedateerd 14. Okt. 1941 K.L.Mauthausen, staat afgedrukt in Joods leven in Denekamp. 2 Julius, ‘Viehhändler (Häftling)’, zou op ‘10 Okt. geg. 7.15 Uhr’ gestorven zijn. Het formulier is keurig ingevuld, alles klopt… maar een doodsoorzaak staat niet vermeld.
Waarom waren Julius en zijn twee dorpsgenoten al zo snel na hun gevangenname dood? Waarom in Mauthausen? In Ondergang schetst Jacques Presser de context van de ‘Razzia’s in het oosten’. 3 Het ging om de derde grote golf van represaille-arrestaties: de eerste had de Amsterdamse ‘Jodenhoek’ in februari getroffen en was de directe aanleiding geweest voor de Februaristaking. De tweede vond in juni plaats. De derde golf arrestaties trof in de nacht van 13 op 14 september Gelderland en Twente. In Twente werd als aanleiding aangevoerd het doorsnijden van twee telefoondraden (die in die tijd nog boven de grond op palen liepen) door onbekenden. Ruim honderd Joodse mannen tussen 17 en 60 jaar werden bij wijze van represaille opgepakt en als ‘gijzelaars’ naar een concentratiekamp gevoerd. In november werd gesproken van 105 weggevoerde Twentenaren waarvan er ondertussen al 65 waren ‘overleden’ aan dysenterie, griep, zonnesteek, hartklepfalen en meer van dergelijke verzinsels.

1898-1941
Julius, gearresteerd in de avond van maandag 15 september, behoorde tot het staartje van de ‘derde golf’; een groep van 68 mannen was in de nacht van 13 op 14 september in Enschede opgepakt. Aan hen werden drie Denekampers en Joodse mannen uit andere gemeenten toegevoegd. Hans de Vries geeft een aannemelijke verklaring voor hun snelle dood. 4 Hij stelt dat Mauthausen in de vernietiging van het Nederlandse jodendom een rol heeft gespeeld als in geen enkel ander Westeuropees land. Het ging de nazi’s op dat moment, 1941, niet om het inzetten van slavenarbeid, niet om Vernichtung durch Arbeit. In dat geval hadden de Twentse mannen, nog niet door ondervoeding verzwakt, het langer volgehouden. De doden van Mauthausen 1941 waren bedoeld om de Nederlandse Joden te intimideren, ein zu schüchtern en tot volgzaamheid te brengen in de deportaties die in 1942 op gang kwamen. Het angstwekkende dreigbeeld van een snelle dood in Mauthausen (‘Moordhuizen’) moest de grote massa van de Nederlandse Joden, levend in een samenleving die aan politiek geweld niet gewend was, psychologisch klaarmaken voor het accepteren van deportatie naar ‘werk’kampen in ‘het Oosten’. Dáár zouden zij immers ‘tenminste’ nog ‘een kans hebben’.
Daarom moesten de Joden uit de arrestatiegolven van 1941 zo snel mogelijk dood. In Enschede nam Sig Menko, voorzitter van de Joodse Raad, de doodsberichten uit Mauthausen in ontvangst. Hij moest daarvoor naar zijn eigen villa aan de Tromplaan, die door de Sicherheitsdienst (SD) was gevorderd. Zijn vrouw Emmy bezorgde de vreselijke tijdingen daarna bij de nabestaanden. Op 21 oktober 1941, de dag waarop Mauritz in Denekamp werd geïnformeerd over de dood van Julius, nam Sig Menko in Enschede in één keer 38 doodsberichten van de SD in ontvangst. In zijn notitieboekje schreef Menko dat hij te horen had gekregen dat Julius, het 22e sterfgeval, zou zijn gestorven aan ‘buikvliesontsteking’. 5 Isidor van Engel was het 21e geval, op 10 oktober ‘overleden’ aan ‘apoplexie’, een beroerte. Mozes Swelheim, nr. 23 en wederom op 10 oktober, zou het slachtoffer zijn geworden van ‘pleuritis’. Sig Menko en zijn vrouw schreven in die dagen in codetaal brieven aan Sigs jongere broer en mededirecteur Alfred en diens vrouw Fré, die in New York woonden. In deze brieven werd verslag gedaan van de een na de andere bekende of familielid dat ‘bij’ (de tien jaar eerder overleden) ‘vader en moeder is aangekomen’. 6
Maar waarom trof het noodlot juist Julius en de twee anderen? Julius was op dat moment een krachtige, succesvolle man, 43 jaar oud, die met vrouw en twee jonge dochters een nieuw, groot huis bewoonde dat hij kort tevoren zelf had laten bouwen. Hannie (Johanna) was in juli vier jaar geworden, Lida was elf maanden oud. De selectie van hun vader zorgde dat de klap bij de Joodse gemeenschap zo hard mogelijk aankwam en dat het intimidatie-effect zo groot mogelijk was.
Heeft Julius een kans gehad? Mina Tukkers, in die tijd bevriend met Julius’ vrouw Hennie, getuigde in 1988 dat Julius twee uur van tevoren door veldwachter Weerkamp was gewaarschuwd dat deze hem zou komen ‘ophalen’. 7 De veronderstelling bestaat dat de toenmalige burgemeester Van der Heijden, die mogelijk de drie mannen heeft moeten aanwijzen, hen op deze wijze nog een kans heeft willen geven om onder te duiken. 8
Dat de intimidatie werkte, daarvan getuigt Dingeldein. Al op 20 oktober 1941 schreef hij in zijn dagboek ‘Niemand van de Joden zal levend terugkomen’. Nog geen maand na de dood van Julius en de twee andere Denekampers Isaäk Suskind en Lutze Elkus, noteerde hij:
November 8. ‘…Over het harde lot van de Joden, die weggevoerd zijn. Men neemt de volgende mogelijkheden aan: 1. Onmiddellijk doodgeschoten. Daarvoor zijn misdadige elementen uitgezocht, die hun a bout-pottant neerschieten, als hun verhoor is afgeloopen en ze naar een andere kamer worden verwezen. 2. Doodgemarteld door verschrikkelijke mishandelingen. 3. Als proefpersoon gebruikt om de uitwerking van gifgassen op den menschen te onderzoeken. 4. Als “konijntje” gebruikt voor de bereiding van sera, b.v. tegen tetanus.’
Wij zullen nooit weten hoe Julius is gestorven. Doodgemarteld in de steengroeve van Mauthausen? Behoorde hij tot de wanhopigen die, soms hand-in-hand, in de diepe steengroeve sprongen? Kwam hij om in één van de vele buitenkampen? Werd hij doodgeschoten in de Genickschußecke? Of stierf hij de verstikkingsdood door koolmonoxide in de gaskamer van het nabijgelegen Schloss Hartheim? En dreef zijn as enkele uren later de Donau af?
De aanwijzingen voor deze laatste mogelijkheid zijn onheilspellend. Vanuit Mauthausen vertrokken dagelijks twee bussen met zwartgeverfde ramen naar deze ‘euthanasie-inrichting’, waar in 1939-1940 een installatie was gebouwd die mensen binnen vier uur moest veranderen in as. De as werd gedumpt in de Donau. In ieder van de bussen stonden 35 mannen. 9 De lijst van 105 in Mauthausen ‘omgekomen’ Twentse joden laat zien dat een aanzienlijk deel van hen ‘in groepjes’, op één en dezelfde dag, de dood vond. 10 Op 10 oktober 1941 waren dat er zeven. Naast Julius de al genoemde Isidor van Engel uit Goor en Mozes Swelheim uit Almelo, Joseph van Haren uit Haaksbergen, Theodoor Heijmans uit Enschede, Ruben Löwenstein uit Oldenzaal, en Barend Menko uit Delden. Julius kreeg in Mauthausen gevangenennummer 6491. Deze groep van zeven, aangevuld met nog tien andere Nederlandse Joden, zijn allen op 10 oktober 1941 in Mauthausen ‘dood verklaard’ terwijl de plaats achter hun nummers in het ‘Nummerbuch’ van het kamp leeg bleef. Ik had hem een milde dood gewenst. Maar ik vrees dat ook Julius de Sonderbehandelung in Schloss Hartheim heeft ondergaan.
Izak S. Suskind en Lutze H. Elkus uit Denekamp stierven op respectievelijk 18 en 22 oktober 1941. Julius’ weduwe Hennie ten Brink-Salomons werd met hun twee dochters op 24 november 1942 vanuit Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz.
- W. H. Dingeldein, Om niet te vergeten. Notities uit het dagboek van Willem Hendrik Dingeldein over de periode 1940-1945. Stichting Heemkunde Denekamp, 1995.[↩]
- Stichting Heemkunde Denekamp, Joods leven in Denekamp. Denekamp, 2002, blz. 81.[↩]
- Presser, Ondergang, blz. 144-46.[↩]
- Hans de Vries, ‘Sie starben wie Fliegen im Herbst’, in Mauthausen 1938-1998, Van Gruting, Westervoort 2000, blz. 7-18.[↩]
- Stadsarchief Enschede, archief Joodse Gemeente Enschede, 226, het ‘Menko boekje’, Julius ten Brink is nr. 22 van de 118.[↩]
- Jan R. Magnus, Alles zal reg kom. Oorlogsbrieven van Sig en Emmy Menko-van Dam. Zutphen, Walburg Pers 2005, blz. 122.[↩]
- Stichting Heemkunde Denekamp, Joods leven in Denekamp. Denekamp, 2002, blz. 86.[↩]
- Interview met Sjouke Wynia, Denekamp 3 november 2010.[↩]
- Luise Jacobs, ‘De verborgen massamoorden in Schloss Hartheim’, in Mauthausen 1938-1998, Van Gruting, Westervoort 2000, blz. 31-42 op 39 en email van L. Jacobs aan de auteur, 12 december 2010.[↩]
- Marjolein J. Schenkel, De Twentse Paradox. De lotgevallen van de joodse bevolking van Hengelo en Enschede tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zutphen, Walburg Pers, 2003, blz. 67 en 147-50.[↩]