Het begon met een foto. Een familiebijeenkomst in de tuin. Een man, drie vrouwen en een meisje met de naam Gerda. Een ongewone foto want in de onderrand heeft iemand de voornamen van de personen geschreven. De datum en locatie zijn ook bekend: 1956, McHenry in Illinois, USA. De namen zijn geschreven door Käthe. 1
Ik wist meteen dat de Johanna achter de tafel in het midden Johanna Loewenhardt was. Ze is zestien maanden na mijn grootvader Adolf in Oberhemer in het Sauerland geboren. Samen hadden ze nog eens tien broers en zussen, de eerstgeborene uit 1873 en de jongste uit het jaar 1892. Jawel, een Duits-Joods middenklasse gezin met twaalf kinderen.
Voor haar 71 jaren zag ’tante Hannie’ er op de foto opmerkelijk jong uit, vond ik. Ze is in augustus 1910 met man en twee jonge zonen uit Duitsland in de USA geïmmigreerd. Ten tijde van de foto was ze al 36 jaren Amerikaans staatsburger. 2 Maar wie waren Arnold, Alice, Gerda en Käthe? Vrienden? Kennissen? Familie? Hun voornamen kwamen me niet bekend voor en waren ook nergens in de Löwenhardt stamboom te vinden.
Ik was de intrigerende foto al lang vergeten toen ik op 4 mei 2021 van Facebook een melding kreeg over een bericht van een zekere Tamara Zimmer in Berlijn. Ik had haar naam nog nooit gehoord. Ze reageerde op de post die ik in september 2013 op mijn Facebook pagina had geplaatst, met de foto en de vraag WHO KNOWS THIS FAMILY? The picture was taken in Woodstock Illinois USA. Second from right, sitting, is Johanna Benning-Löwenhardt (1885-1972) with Alfred and Käthe and their daughters Alice and Gerda. But… what was their family name?
Bijna acht jaren lang had de post geen enkele reactie opgeroepen… tot Tamara. De familienaam, schreef ze, was Meyerowitz. Eén woord maar, een naam, en die maakte een wereld van verschil. Mijn zoektocht ging meteen van start en leverde onverwachte resultaten op.
Sebastian
Tamara droeg me over aan haar man Sebastian, en we begonnen een email correspondentie. Hij schreef me dat Käthe Meyerowitz een dochter was van Salomon Löwenhardt en het duurde een tijdje voor ik doorkreeg dat hij niet mijn betovergrootvader Salomon bedoelde, maar diens kleinzoon, mijn in 1873 geboren oudoom Salomon. De eerstgeborene! Later bleek dat Sebastian een achterkleinzoon is van mijn oudoom Salomon. Dat zit zo.
Mijn grootvader Adolf (1883-1944) kwam uit een gezin van twaalf kinderen, drie meisjes (inclusief de Johanna van de foto) en negen jongens. Sinds het begin van mijn onderzoek naar de familiegeschiedenis weet ik over het eerstgeboren kind vrijwel niets. Ergens in de jaren ’50 had mijn vader van de gemeente Hemer in Westfalen afschriften van geboorte-oorkondes ontvangen voor elf van de twaalf kinderen. Nummer één was Isidor Löwenhardt, geboren in december 1874. Ik wist dat er twaalf kinderen waren geweest – waar was de ontbrekende geboorte-oorkonde?
Met hulp van archivaris Thomas van de gemeente Hemer ontdekte ik ruim tien jaar geleden dat in Westfalen de civiele burgerlijke stand pas in 1874 was ingevoerd. Tot op dat moment werden geboortes, ook die van Joodse kinderen, in de christelijke kerkboeken opgetekend. En zo vond ik dat het eerste kind van Pauline en Levi Löwenhardt op 26 augustus 1873 in Oberhemer was geboren, een jongen. Ze hadden hem vernoemd naar zijn grootvader: Salomon. Al die jaren was dit het enige dat ik over hem wist.
Sebastian gaf blijk van grote vrijgevigheid, hij stuurde me scans van drie belangrijke documenten: Salomon’s civiele huwelijksakte, opgeschreven op 28 augustus 1903 in Berlijn; zijn overlijdensakte en de geboorteakte van zijn tweede dochter, Gerda. Later bleek dat deze Gerda Sebastian’s overgrootmoeder was.
Salomon was twee dagen na zijn dertigste verjaardag getrouwd met de 32-jarige Selma Dobriner uit Filehne (nu Wieleń in westelijk Polen). Het paar vestigde zich in Berlijn. Hun eerste kind, dochter Edith, werd in december 1904 in Berlijn-Rixdorf (nu Berlijn-Neukölln) geboren. In de volgende zes jaren kwamen nog twee meisjes en één jongen: Gerda in 1907, Käthe in 1908 en Heinz in 1910. Salomon stond in deze periode te boek als boekhouder en het gezin woonde aan de Kaiserstraße 32a, waarschijnlijk in Berlijn-Mariendorf.
Toen Salomon begin augustus 1914 onder de wapenen werd geroepen, waren de kinderen tussen de vier en negen jaar oud. Samen met zijn acht broers behoorde Salomon tot het Joodse gezin met bijna het hoogste aantal frontsoldaten (slechts één Duits-Joods gezin ‘leverde’ in de Eerste Wereldoorlog meer frontsoldaten: 10). De pers berichtte over dit krijgshaftige Joodse gezin en in 1917 toonde de Kaiser moeder Pauline zijn erkentelijkheid met een bedrag van tweehonderd Mark.
De overlijdens akte liet zien dat Salomon op 18 februari 1923 overleed, 49 jaar oud. Zijn weduwe, die de aangifte deed, verklaarde dat hij thuis was gestorven. Zij was op dat moment 52 jaar, de kinderen tussen de 12 en 18.
Bundesarchiv
Dankzij Sebastian Zimmer had ik nu een eerste beeld van het gezin van Salomon Junior. De eerste waar ik achteraan ging was de zoon. In afgelopen jaren was ik namelijk in het Gedenkbuch van het Duitse Bundesarchiv een Heinz Löwenhardt tegengekomen, geboren in 1910. Mijn eigen vader, drie jaren later geboren in Dortmund-Lindenhorst, heette Heinz Löwenhardt. Hij is Duitsland in 1935 ontvlucht en dankzij zijn tijdige vertrek kan ik dit nu schrijven. Nu bleek dus dat de ‘Berlijnse Heinz’ zoon van Salomon Jr. en Selma, en dus een neef van mijn vader was.
Bij zijn dood woonde het gezin van Selma en Salomon in de chique wijk Berlijn-Charlottenburg. Salomon stond te boek als handelaar. Selma bleef op het adres Kleiststraße 3 wonen en is 71 geworden… maar stierf geen natuurlijke dood. Met Heinz en nog 1.032 andere Berlijnse Joden werd ze op 13 januari 1942 naar Riga in Letland gedeporteerd. Op de transportlijst van dit achtste ‘Oosttransport’ vanuit Berlijn werd de 31-jarige Heinz vermeld als ‘arbeider’ en ‘alleenstaand’ en ‘in staat om te werken’. Na een gruwelreis van drie dagen en nachten kwam de trein bij het getto van Riga aan. Van Selma en Heinz is niets meer vernomen.
Heinz was het vierde kind. Over de eerste twee, de dochters Edith (1904) en Gerda (1906-1939) weten we heel weinig, maar des te meer over dochter Käthe, in Berlijn geboren op 7 juli 1908.
Twee dagen voor haar 25e verjaardag trouwde Käthe in Berlijn met de 29-jarige ingenieur Alfred Meyerowitz. Alfred was geboren in een Joods gezin in Gelsenkirchen in het Roergebied. We spreken van juli 1933, enkele maanden nadat de Nazi’s aan de macht waren gekomen. De maand juli was voor dit gezin veelbetekenend: Käthe was in juli jarig, hun trouwdag viel in juli en het eerste kind, een dochter, werd geboren op de dag voor het tweejarige huwelijksjubileum. Ze noemden haar Alice.
Arolsen
De gegevens betreffende het beroep en de burgerlijke status van Heinz vond ik in het archief van Bad Arolsen in Hessen, Duitsland. ‘Arolsen Archief’ is tegenwoordig de naam voor de instelling die meteen na het einde van de oorlog begon als de ITS, de International Tracing Service. De ITS had vele decennia de belangrijke taak vermisten en zogenaamde ‘displaced persons’ op te sporen. Enkele jaren geleden is het zeer omvangrijke archief digitaal ontsloten en op afstand doorzoekbaar gemaakt; het is als zodanig van onschatbaar belang voor onderzoekers zoals ik.
Het Arolsen Archief vormt een onmisbare aanvulling op het Gedenkbuch omdat het veel omvangrijker is, de originele documenten toont en dan niet alleen voor Duitse slachtoffers van het Naziregime, maar voor mensen uit alle Europese landen die getroffen werden.
Het zal u dus niet verbazen dat ik in het zoekvenster van ‘Arolsen’ na ‘Heinz Löwenhardt’ ‘Meyerowitz’ intypte. De foto waar alles mee begonnen was gaf er immers blijk van dat Alfred, Käthe en Alice er in waren geslaagd de Holocaust te overleven… maar waar, en hoe? Iemand had me verteld dat Käthe op haar linker onderarm een kampnummer getatoeëerd had ‘gekregen’, wat er op zou duiden dat zij naar Auschwitz gedeporteerd was geweest. Zou er daarover iets in het Arolsen Archief te vinden zijn?
Niets. Ik vond helemaal niets in die richting; niet voor Käthe en ook niet voor Alfred of Alice. Het Arolsen Archief houdt een aantal documenten betreffende het gezin en de gezinsleden, maar geen van die documenten wijst erop dat de Nazischoften hen te pakken hebben gekregen. Ik vond bijvoorbeeld Alice’s vaccinatiekaart (Impfkarte) die bij haar eerste enting op 25 april 1936 was aangemaakt en die bewees dat ze in 1941 op zesjarige leeftijd in Berlijn voor het eerst naar school ging. Als iemand naar een kamp of getto gedeporteerd was geweest, had ik hier sporen daarvan moeten vinden. Niets van dat al… dus wat was er aan de hand geweest?
Jad Vasjem
Behoorde het gezin-Meyerowitz misschien tot de circa tweeduizend Berlijnse Joden die de hel ‘ondergronds’ hadden overleefd? Ik zou bij Jad Vasjem in Jerusalem kunnen kijken. Het Jad Vasjem Instituut en Museum verzamelt sinds 1953 documenten betreffende de Holocaust en kent de ‘Rechtvaardige onder de volken’ onderscheiding toe aan mensen die Joden hebben gered, meestal door een onderduikplaats te verschaffen. Zou ik hier iets vinden?
En ja – het kostte me maar een paar klikken in twee online databestanden om te ontdekken dat Alice was gered door een katholieke priester, en niet de eerste de beste: de latere kardinaal Joseph Höffner (1906-1987; foto) en zijn zuster Helene. In 2004 had Jad Vasjem hen de onderscheiding toegekend. 3
Höffner was in 1942 een jonge priester in het dorp Kail aan de Moezel toen er een groep uit Berlijn geëvacueerde kinderen aankwam. De kinderen waren naar het platteland gestuurd in het kader van het Kinderlandverschickung programma van de Nazi’s, bedoeld om (niet-Joodse) kinderen buiten de bedreigde steden in veiligheid te brengen. In de Berlijnse groep bevond zich onder de schuilnaam Christa Koch een achtjarig Joods meisje, Esther Meyerowitz. Naar later bleek had een van de zusters van Höffner, Elisabeth, haar in Berlijn de groep ‘arische’ kinderen binnengesmokkeld.
Alleen Höffner wist dat Christa Joods was. Hij ontfermde zich over haar en bracht haar onder bij zijn zus Helene die in Kail de pastorie beheerde – zonder haar te vertellen wie Christa werkelijk was. Toen hij in het voorjaar van 1943 naar Trier werd overgeplaatst vond Höffner de boerenfamilie Heucher in Kail bereid om haar in huis te nemen. Hier overleefde Christa-Esther de verschrikkingen van de Holocaust. In oktober 1945 kreeg Höffner van het bestuur over de Amerikaase militaire zone gedaan dat Esther onder begeleiding naar Berlijn mocht reizen; daar werd ze met haar ouders verenigd.
Kath.net
Maar één ding bleef aan me knagen: was Esther Mayerowitz / Christa Koch uit de database van Jad Vasjem echt wel Alice? Was ik aan het wensdenken, misschien? Ik zou het mis kunnen hebben. Een zoekslag in Google leidde me naar de Duitse katholieke nieuwssite Kath.net die op 7 mei 2004 had bericht over de uitreiking van de Jad Vasjem onderscheidingen. In dit verslag komt de naam Alice voor en het lijkt er op dat ze die naam weer aannam toen Höffner aan de Amerikaanse militaire autoriteiten schreef. Ik vermoed dat toen Elisabeth Höffner haar in Berlijn het Kinderlandverschickung-programma binnensmokkelde, zij die voornaam helemaal verzweeg.
Nach Amerika!
Toen ze in oktober 1945 bij haar ouders terugkwam was Alice tien jaar en trof ze een zusje van één maand oud aan: Gerda (Esther). Het is dezelfde Gerda die elf jaar later achter Johanna Loewenhardt staat wanneer in McHenry de foto wordt genomen. In Berlijn woonde het gezin in het najaar van ’45 bij het gezin Weichselbaum aan de Wilmersdorferstraße. Gerda was waarschijnlijk vernoemd naar Käthe’s jongere zus die in 1939 was gestorven, slechts 32 jaar oud.
Maar terug naar het Arolsen Archief. Daar had ik een document gevonden waaruit bleek dat het gezin had kunnen emigreren dankzij hulp van de Hebrew Immigrant Aid Society (HIAS) in de USA. Op 8 april 1947 ging het hele gezin in Bremen aan boord van het stoomschip Earnie Pyle (foto). In de jaren 1946-47 werd dit schip gebruikt voor het overbrengen van Joodse vluchtelingen en ‘displaced persons’ van Europa naar New York. Alfred was op dat moment 42 jaar, Käthe zijn vrouw 38, Alice 11 en Gerda anderhalf. Als toekomstig adres stond op de passagierslijst: 12-46 Lefferts Boulevard, Kew Gardens, Long Island, NY. En hun paspoort of visanummers waren 20670 tot 20673. Ik weet niet of er al contact was met tante Johanna in Kansas City of oom Hermann in Detroit – maar de ‘McHenry foto’ bewijst dat het contact negen jaar later was hersteld.
Der Schild
Dankzij deze bronnen ben ik in enkele weken veel te weten gekomen over de eerstgeboren broer, zijn kinderen en zelfs zijn kleinkinderen. Salomon Löwenhardt kwam zelf uit een heel groot Joods slagersgezin, en ook nog een heel gezond gezin. In de laatste decennia van de negentiende eeuw waren in Duitsland zuigelingen- en kindersterfte nog hoog, zo’n 15 a 20 procent. In andere Westeuropese landen was de situatie weinig beter. Ik geloof dat ik het woord verbazingwekkend mag gebruiken voor het feit dat van de twaalf Löwenhardt kinderen er geen enkel als kind is overleden. 4 Van de elf kinderen die na Salomon werden geboren – dus tussen 1874 (Isidor) en 1892 (Hermann) stierf het eerste pas in 1941, de toen 58-jarige Julie.
Nog verrassender is dat alle negen broers tijdens de Eerste Wereldoorlog frontsoldaat waren geweest en bij de wapenstilstand in 1918 nog in leven waren. Deze negen Joodse broers kwamen uit een martiaal gezin: ook hun vader Levi had in het Pruisische leger aan verschillende veldslagen deelgenomen en was daarvoor onderscheiden. Der Schild, de krant van de Rijksbond van Joodse Frontsoldaten (Reichsbund jüdischer Frontsoldaten) gebruikte het gezin in de jaren ’30 daarom als voorbeeld van Duits-Joods patriottisme, in de (ijdele) hoop om met solide feiten de Nazihetze tegen de Joden te ontkrachten.
In een lang artikel over vader Levi en zijn negen zonen schreef de krant op 6 maart 1936 dat zes van de negen broers tijdens hun frontdienst gewond waren geraakt; twee van hen hadden ieder vier verwondingen en één van deze twee (Hermann, de jongste) leed bovendien nog aan de gevolgen van ‘ernstige (gif)gasvergiftiging’. De krant schreef dat ‘als gevolg van ernstige oorlogsverwondingen’ één van de broers later is overleden.
Wie? Het kan alleen Salomon zijn, die immers in 1923 van alle twaalf kinderen als eerste overleed, vijf jaren na het einde van de oorlog. Maar het vreemde was dat Der Schild de eerstgeboren broer consequent Georg noemde, niet Salomon. Hoe dan ook, twintig jaren later volgde de grote slachting, de Holocaust. Van de acht broers die na 1923 nog in leven waren zijn er tussen 1942 en 1944 zes door hun mede-Duitsers vermoord. Omdat ze Joden waren.
USHMM
Dat was het dan. Dacht ik. Tot Sebastian in Berlijn me op 23 mei 2021 al weer verraste. Hij mailde me foto’s van de grafsteen van… Salomon Georg Löwenhardt op de Weißensee begraafplaats in Berlijn. 5 Met zijn vrouw had hij die ochtend deze Joodse begraafplaats bezocht, het graf gevonden en de grafsteen ontdaan van een dicht bos klimop. Verborgen onder klimop was het inschrift 98 jaren perfect bewaard gebleven. Alle détails klopten met mijn gegevens en het raadsel van Salomon a.k.a. Georg was opgelost. [lees verder onder de foto’s]
Een paar uren later stuurde hij me een link naar een video-interview op de website van het U.S. Holocaust Memorial Museum, USHMM. Ik had de databestanden van het USHMM een paar dagen eerder doorzocht op een interview met Alice Meyerowitz, in de veronderstelling dat zij getuigenis had willen afleggen van haar oorlogsbelevenissen. Maar ik had niets gevonden. Wat bleek? Zij had wel degelijk een video-interview gegeven, in 1984, maar haar naam was tegen die tijd veranderd in Lisa Lehner.
Lisa/Alice vertelt haar verhaal in vijftig minuten en bevestigt alle détails die ik met hulp van mijn computer, internet en Sebastian heb gevonden. Zij voegt daar natuurlijk nog veel aan toe, te veel om hier samen te vatten. Ik zou haar onrecht doen als ik dat zou proberen. Uit het verhaal blijkt dat haar ouders Alfred en Käthe inderdaad in Berlijn ‘ondergronds zijn gegaan’ en grote moed aan de dag hebben gelegd. Wie dat wil kan haar getuigenis zien en horen via de USHMM website door te zoeken naar: interview with Lisa Lehner, accession number: 1989.346.129 | RG Number: RG-50.031.0129.
Naschrift
In het begin, toen ik alleen de foto had, besloot ik dit verhaal te structureren aan de hand van de gebruikte bronnen. Het idee was dat dit lezers op ideeën zou kunnen brengen voor hun eigen familieonderzoek. Nu ik Lisa’s aangrijpende verhaal heb gehoord en het haar zelf heb zien vertellen, nu lijkt een flink deel van mijn online-archiefonderzoek verspilde moeite te zijn geweest. Had ik van meet af aan van de naamsverandering en het interview uit 1984 geweten, dan zou ik anders te werk zijn gegaan. En toch is er wel een les te leren.
En die is: onderschat nooit de menselijke factor. Als gevolg van de pandemie (2020-21) heb ik geen archief op kunnen zoeken en was dus mijn gehele onderzoek online. Wij boffen maar dat tegenwoordig zoveel archiefmateriaal is gedigitaliseerd en via internet toegankelijk. Desalniettemin: de menselijke factor, hulp van een goedwillende, is niet te versmaden. Ik wil Sebastian en Tamara Zimmer (Berlijn) en ook Rolf Fischer (Dortmund) danken voor hun vrijgevigheid en ondersteuning.
Noten / Footnotes- Lisa Lehner per email, 13 juni 2021[↩]
- Meer over het leven van Johanna in ‘Onderweg naar Europa‘[↩]
- righteous.yadvashem.org[↩]
- Stamboom Löwenhardt[↩]
- https://jewish-cemetery-weissensee.org/wp/[↩]