OP DE BRES VOOR TURKSE GASTARBEIDERS, 1965-1971
In het midden van de jaren ’60 arriveren de eerste Turkse gastarbeiders in Almelo. Jonge mannen, opgeborgen in de voormalige ‘Meisjesvakschool’ (huishoudschool) tegenover het oude postkantoor, om de hoek van slagerij ’t Centrum. De kok die daar de maaltijden bereidt wenst geen rekening te houden met hun werktijden en heeft al helemaal geen idee van hun spijswetten. Om zes uur in de middag gooit hij de keuken dicht en vertrekt – terwijl om tien uur in de avond een deel van de arbeiders hongerig van het werk thuis komt.
Lees eerst Deel I en II

Heinz is de enige slager in de stad die dan al schapenvlees verkoopt, geïmporteerd uit Nieuw Zeeland. Hij is dan wel geen koosjer slager – noch zijn eigen vader, noch zijn schoonvader was dat – maar de kasjroet (Joodse spijswetten) kent hij wel degelijk. En halal verschilt niet zóveel van koosjer. De Turken vinden hun weg naar de slagerij en worden door Mimi gastvrij onthaald. Ze trekt zich hun lot aan. Turkse arbeiders die om tien uur in de avond van hun middag-avonddienst komen mogen in haar keuken hun maaltijden klaarmaken. Op zondag maken de Turken muziek op de binnenplaats en roosteren hun kebab in Heinz’ rookkast. Er wordt gedanst en gekaart. Al snel wordt in een ruimte naast de slagerij een informele Turkse sociëteit ingericht. De zoon is in 1964 naar Amsterdam vertrokken om daar te studeren en Mimi en Heinz nemen de Turkse Halil als kostganger in huis. Om zijn Turkse clientèle tegemoet te komen koopt Heinz een tweede gehaktmolen waarin hij geen varkensvlees maalt. Zo is het gehakt toch min of meer halal – ook al zijn de schapen in Nieuw Zeeland niet ritueel geslacht. Spoedig verkoopt hij ook Turkse worst met véél knoflook.
Mimi ontpopt zich tot woordvoerster, pleitbezorgster en surrogaatmoeder van de ontheemde Turkse gastarbeiders. Hardwerkende textielarbeiders die het dag-in-dag-uit met elkaar, zonder meisjes, vrouwen of familie moeten zien te rooien. Als er een knoop moet worden aangezet, komen zij bij Mimi.

De Turkse vrienden willen Mimi en Heinz graag hun eigen land en hun uitgebreide families laten zien. In 1969 vliegen Mimi, Heinz en Liesje naar Istanbul waar Halil hen opwacht. Het is Mimi’s eerste en enige luchtreis, haar enige reis buiten Europa. Met Halil reizen ze per bus en taxi naar Adana, Ankara, Izmir en Iskenderun. Mimi geniet volop.
Wanneer in dat jaar het Turkse woonoord in de Grotestraat wordt gesloten en de jonge mannen moeten verhuizen naar een voormalige melkfabriek elders in de stad, komt de omliggende buurt in opstand. Boze vaders fulmineren dat hun blanke dochters gevaar lopen, de gemeente moet eraan te pas komen om de gemoederen te bedaren. Mimi haalt met een interview de landelijke pers, zij staat pal voor haar Turkse ‘jongens’. Op een foto uit die tijd toont zij haar breedste lach.
Als Mimi op 11 augustus 1971 sterft, zitten twee huilende Turken aan haar bed.
.
Voor Liesje
.
Bronnen
Legitimatiekaart voor Hermina de Leeuw, uitgereikt door de voorzitter van de Nederlandse Israelietische Gemeente te Almelo, 12 april 1945 (Familiearchief)
Proces-verbaal ten laste van F. Frankenstein, Kriminal Polizei [en anderen, behorend tot de Landstorm Nederland], opgemaakt op 13 december 1945 door de rechercheurs L.D. Schaap en D.J. Dekker, Algemeene Politie Provincie Gelderland, Politieke Dienst District Harderwijk; met bijbehorend Relaas inzake identificatie en documentatie van lijken gevonden op 7 november 1945 in de bossen aan de Tongerenscheweg te Vierhouten (Familiearchief)
Akte inzake toewijzing van grafruimten (2736-38) aan Heinz Löwenhardt, Almelo 13 november 1945 (Familiearchief)
Oorkonde aan A. Ottema als dank voor het onderduiken van 20 augustus 1942 tot 5 april 1945, Mimi de Leeuw en Heinz Löwenhardt, mei 1946 (Familiearchief)
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, No. 616, ’s-Gravenhage 23 december 1952 (Familiearchief)
C.B. Cornelissen, Onvoltooid verleden tijd. Jodenvervolging in Almelo. Oldenzaal, Twents-Gelderse Uitgeverij de Bruijn, 2006
L. Loman-Löwenhardt, ‘Aandenken aan moeder’, maart 2017
Met dank aan mijn zus en Coen Cornelissen, Dirk Hooglandt, Betty Lievendag en Tanya Rumpff.