De agent moet er even over nadenken. Hij staart voor zich uit over zijn stuurwiel, door de voorruit van zijn imposante politiewagen. Het is me opgevallen dat de politie in de dorpen prominent aanwezig is. Schijnbaar doelloos patrouilleert een politiewagen heen en weer, net als in het vorige dorp waarin we verbleven. Zou er een terreurdreiging zijn, hier tussen de meren van noordwest Litouwen? In deze liefelijke omgeving is het moeilijk voorstelbaar De tijd lijkt stil te hebben gestaan, tenminste een jaar of vijftig. Dan lichten zijn ogen op, hij kijkt strak vooruit en zegt: ‘plies follow mie. Aj wil show you.’
We vertrekken bij de houten kerk van Berzjoras. De agent slaat rechtsaf de verharde weg op, wij fietsen achter hem aan richting Plunge. Hij zet er behoorlijk de vaart in. Tanya heeft de man de weg gevraagd naar de oude ‘Jewish cemetery’ die hier ergens in de omgeving moet zijn. De afstand tussen ons en de voortsnellende politiewagen neemt fors toe, bij een bocht in de weg verdwijnt hij uit het gezicht. We rijden tussen twee meren, links het grote Plateliaimeer, rechts het kleinere Berzjorasmeer waaraan ons vakantieonderkomen gelegen is. Dit is het nationale park Zjemaitia. De ambiance is bijna Zweeds, zonder de rijkdom die van het Zweedse platteland straalt.
In de verte zien we de politiewagen langs de kant van de weg staan. Hij is gestopt bij een pad dat links het bos invoert, op korte afstand van de oever van het meer. ‘Dèr…’, hij wijst met zijn linkerhand langs twee bosarbeiders die op de kruising van het pad en de asfaltweg aan het werk zijn. Wij danken hem en rijden het bospad op. De dennen, sparren en berken worden snel dichter en na korte tijd moeten we afstappen. Tanya, als altijd, loopt voorop en als altijd wordt de afstand tussen ons snel groter. Ook zij is na korte tijd uit mijn zicht verdwenen.
Ik begin te betwijfelen of dit wel de weg is naar de Joodse begraafplaats. Dit is wel erg afgelegen. Eerder dwaalden we over de Joodse begraafplaatsen van Jurbarkas en Merkyne. Ook die waren in het bos gelegen, geheel overgroeid door planten, struiken, bomen. Paddenstoelen tussen de matseewot. Stuk voor stuk plekken zo idyllisch dat je het gevoel krijgt: hier zou ik wel willen liggen. Hier heeft de natuur het verleden overgenomen. Maar in beide gevallen was de begraafplaats niet veel meer dan een kilometer buiten het dorp gesitueerd. Waarom, hier, zover weg, diep in het bos en door het meer van het dorp gescheiden?
Na een paar honderd meter, een driesprong van paden. En een zwartgranieten steen, driehoekig met schuin afgevlakte kop, we hebben ze al vaker gezien. Een centimeter of negentig hoog. Deze markeerstenen zijn overduidelijk niet erg lang geleden geplaatst. Ze verwijzen naar de massagraven waarvan het bestaan in dit land nog maar sinds kort wordt erkend. De talloze plekken des onheils liggen al zeventig jaar diep verscholen in de bossen, verwaarloosd, vergeten. Pas na de Millenniumwisseling is de Litouwse regering overstag gegaan, geld is mondjesmaat beschikbaar gesteld om het aanzien van de massagraven te verbeteren en hun plek te markeren. Niet de gezochte Joodse begraafplaats dus, maar weer een massagraf.
Het is me onduidelijk, hoe verder. Schuin naar links, afdalen richting meeroever – of rechtdoor? Ik worstel me met fiets over het steeds dichter begroeide pad naar links, over en langs omgevallen bomen. Dit lijkt toch niet de weg, ik keer om en neem het pad rechtdoor. Tanya is in geen velden of wegen te bekennen. Nog een meter of honderd: daar is het plotseling: een klein stenen plateau begroeid met gras en mos, omzoomd door enkele dennen. Het is misschien twintig vierkante meter groot. Aan het hoofd van het plateau een zwartgranieten steen met een Davidsster, teksten in het Jiddisch en Litouws. Het Jiddisch is zonder klinkertekens en daarom moeilijk voor mij te lezen. Eén getal: 90 – of is het 09 – en daarna het woord Jid.
Teksten in het Alef-Bet – Hebreeuws, Ivriet, Jiddisj – worden van rechts naar links geschreven. Getallen worden normaliter ook met letters aangegeven, maar hier staat, van rechtsaf gelezen, 09 terwijl, afgaande op de omvang van het graf, 90 zal zijn bedoeld. Negentig joden zijn in deze omgeving één voor één neergeknald, nadat ze zich hadden moeten uitkleden. Negentig maar – bij eerdere massagraven liep het aantal in de duizenden. Onderweg heb ik twee steentjes opgeraapt, ze waren op de bemoste bosgrond moeilijk te vinden. Waar is Tanya? Ik roep haar, bel haar mobiel – niets. Ze lijkt door het bos opgeslokt. Is ze hier al geweest? Is ze verdwaald? (maar Tanya verdwaalt nooit!) Aan de voet van de gedenksteen staan vier leeggebrande plastic kaarshouders met metalen dop. Dat is goed – ik ben tenminste niet de eerste die hier de doden opzoekt. Ik leg mijn steentje op de bovenrand van de gedenksteen.
Wachten op Tanya, het is me niet vreemd. Ik probeer ondertussen de tekst op de steen te ontcijferen, maar al bij het tweede woord gaat het mis. Het eerste woord is Dalet-Alef, waarschijnlijk staat hier ‘Die’. Het tweede woord is gespiegeld, Alef-D? – de tweede letter ken ik niet, het duurt even voor ik me realiseer: ze bestaat niet, het is een gespiegelde Dalet. Een valse Dalet! Had hier ‘ad’ moeten staan? Of ‘ed’? Maar wat zou dat hebben kunnen betekenen? Er is niemand hier diep in het bos om het mee te bespreken of om me een ‘second opinion’ te geven. Het is op zijn minst merkwaardig dat het werk van de steenhouwer niet door een terzake kundig iemand is gecontroleerd, alvorens de steen werd geplaatst. [Klik voor een vertaling van de tekst op de foto of hier]
Een maand na de Duitse overname van Nederland bezetten de troepen van de Sovjetunie Litouwen en de twee andere Baltische staten. Een jaar later, op 22 juni 1941, viel Hitler de Sovjetunie aan. Berzjoras en Plateliai lagen in de frontlijn, de dorpen werden al na uren of hoogstens dagen door de Duitsers bezet. Rond het eind van de maand juli begonnen de Duitse Einsatzgruppen met het systematisch vermoorden van joden, communisten en Roma. Maar niet alleen zij. Thuisgekomen kost het me weinig moeite op internet te achterhalen wat zich hier heeft afgespeeld. Veel werk is al voor me gedaan – en wordt nog steeds gedaan. Op de website DefendingHistory.com vind ik op de pagina ‘de Holocaust in Litouwen’ een lange lijst plaatsnamen. Ook Plateliai is erbij. De voorgeschiedenis van dit kleine massagraf blijkt akelig overeen te komen met het algemene beeld van de uitroeiïng van de Oosteuropese joden. Zij werden niet naar massavernietigingskampen vervoerd, maar ter plekke als vee neergeknald, vaak aan de rand van een ravijn of kunstmatige greppel.
Aan het eind van de negentiende eeuw telde Plateliai 171 joodse inwoners, 28 procent van de bevolking. Zij hadden een eigen synagoge en noemden hun dorp Plotel. Toen de Duitsers binnenvielen waren er nog negentig, verdeeld over achttien joodse families. Het Litouwse schorremorrie aarzelde geen moment. Het sloot zich aaneen in gewapende ‘partizanen’ eenheden, te herkennen aan een witte band rond de linkerarm, zo’n tweehonderd mannen. Communisten werden gepakt en vermoord, de joodse mannen, ongeveer 35 in getal, werden in de synagoge opgesloten om dwangarbeid te verrichten. Hun vrouwen en kinderen werden verdeeld over boeren in de omgeving. De eerste acht of negen joodse mannen werden al begin juli in het Laumalenkaibos door ‘wittebanders’ vermoord, op of nabij de plek waar nu het massagraf ligt. Twee weken later doodden de Duitsers vijftien à twintig joodse mannen op een plek dichter bij het dorp. Eind augustus brachten de wittebanders de resterende zeventig vrouwen, kinderen en ouderen naar een greppel in het bos. Zij moesten zich uitkleden en werden aan de rand van de greppel van korte afstand doodgeschoten. De buit werd onder de wittebanders verdeeld. In september 1941 werden hun eenheden ontbonden en ontwapend. De voormalige wittebanders werden voor hun diensten beloond met een aanstelling bij de politie van Plateliai.
Dankzij Google Translate lukt het me ook een ruwe vertaling te maken van de Litouwse tekst op de gedenksteen: Hier werden in 1941 negentig joden – kinderen, vrouwen en mannen – bloedig door de nationaalsocialisten en hun plaatselijke handlangers vermoord. Gelukkig, de ‘plaatselijke handlangers’ staan er tenminste bij.
O ironie van de geschiedenis: een plaatselijke politieman heeft ons deze plek gewezen. Wellicht was zijn grootvader ook politieman. Mogelijk is hij één van de ‘wittebanders’ geweest. Maar niet alle Litouwers waren ‘fout’ in de oorlog – zoals lang niet alle Nederlanders ‘goed’ waren, dat weten we allang. Na enig dwalen vind ik Tanya terug. Zoals ik Tanya altijd terugvind. ‘Heb je dan niet gezien dat de punt van de granieten markeersteen rechtuit wees?’ vraagt ze me enigszins ontdaan. We zijn elkaar op onverklaarbare wijze misgelopen, daar in het Laumalenkaibos.
3 september 2012, gepubliceerd 28 januari 2021