Het ging heel snel. Overrompelend snel. Voor ze er erg in hadden waren de Joodse middenstanders van Dortmund de fuik van de naziterreur ingejaagd. Op 30 januari 1933 kwam Hitler aan de macht. Al in maart begon de anti-Joodse hetze. De historicus Knipping vertelt dat de Duitse Joden er nog geen idee van hadden dat het de nazi’s menens was. Zij waren als verlamd. Zij zagen zichzelf immers vóór alles als loyale Duitsers.

Knipping illustreert zijn stelling met een Joodse slager die zijn winkel had aan de Kleine Beurhausstraße. Het had mijn grootvader Adolf kunnen zijn, die zijn nering enkele kilometers daarvandaan dreef aan de Lindenhorster Straße. Toen de brutale boycotacties begonnen plaatste de niet met naam genoemde slager een foto van zichzelf in zijn etalage. Op de foto stond hij als soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog met het Ehrenkreuz opgespeld. Ook Adolf was soldaat geweest, ook hij was onderscheiden met het Ehrenkreuz en ook hij kon in 1933 niet geloven dat het de nationaal-socialisten menens was. 1
Wij hebben makkelijk praten, achteraf. Wij weten dat de fuik eindigde in een gaskamer.
De door de nazistaat georganiseerde boycot van Joodse bedrijven ging snel over in brutale roof. Ook Adolf Löwenhardt werd dat voorjaar gedwongen zijn slagerij tegen een belachelijk lage prijs aan een ariër te verkopen. De verkoop aan slagersknecht Edmund Rheker werd op 14 augustus geëffectueerd. 2 Vanaf dat moment moest Adolf maar zien hoe hij de kost verdiende. Bovendien moest hij met vrouw en zoon Werner verhuizen. De oudste zoon, mijn vader Heinz, vertrok op 1 september naar Enschede om in de leer te gaan bij slager Julius Jacobs.

Adolf probeerde eerst aan de slag te komen als leverancier van kalfsvlees. Hij vroeg de autoriteiten toestemming om in het Dortmunder abattoir enkele kalveren per week te mogen slachten, die hij dan aan de détailhandel zou verkopen. Toestemming werd geweigerd. Dortmund had in die tijd het grootste Viehhof, slachthuis en veemarkt, van Westfalen. Een complex net ten Noorden van het station, begrensd door de Mallinckrodtstraße in het Noorden, de Uhlandstraße overgaand in de Kurfürstenstraße in het Westen, de Steinstraße aan de Zuidkant en de Leopoldstraße in het Oosten. Het gebied werd doorsneden door de Westerbleichstraße die het slachthuisterrein aan de Noordkant scheidde van het uitgestrekte veemarktterrein aan de Zuidkant. Er bestaat nog een fraaie foto van de veemarkt met een woud aan lage hekken waaraan het vee werd vastgemaakt. Op de achtergrond het imposante gebouw van Gaststätte Zur Börse waarvan de grote feestzaal later diende als verzamelplaats voor te deporteren Joden.
Knipping memoreert dat er bij de ingang van het slachthuisterrein vanaf april 1933 een geüniformeerde slager stond die Joodse veehandelaren de toegang ontzegde. Op 20 mei kregen de Joodse veehandelaren een brief waarin hun werd verboden hun vak uit te oefenen, op vijf met name genoemde personen na. Op 18 september van dat jaar fotografeerden leden van de SA iedereen die aanstalten maakte om bij een van deze overgebleven Joodse veehandelaren te kopen. Hun vee bleef onverkocht.
Mijn grootouders verhuisden naar het adres Steinplatz 3, gesitueerd tussen de veemarkt en het Hauptbahnhof op een steenworp van Zur Börse en de tegenovergelegen politiegevangenis Steinwache. In 1933 is de Gestapo daar de baas geworden. In december kreeg Adolf tenslotte een positie als ‘vleesverdeler’ in het slachthuis – wat dat ook geweest moge zijn. Zijn inkomen was minder dan de helft van wat hij als zelfstandig slager had verdiend. Hij was de laatste Jood op het Dortmunder abattoir.
2011
‘Is er nog iets terug te vinden van het slachthuis en de veemarkt?’ vraag ik Magdalena op een novemberavond in 2011. Ik heb een paar dagen vrij genomen en ben naar Dortmund gereisd om met haar archieven te bezoeken. ‘Niets. Er staan nieuwe gebouwen. Woonblokken, een zwembad…. Maar wacht eens!’ Ze vertelt over een winkel waar ze af en toe haar messen en scharen laat slijpen. De winkel is op de hoek van de Kurtfürstenstraße en de Westerbleichstraße, precies tegenover het punt waar voor de oorlog het slachthuis overging in het veemarktterrein. ‘Die winkel moet er ook zijn geweest in de tijd van je grootvader… we gaan morgen kijken.’
Als ik even na tien uur de winkeldeur open, stapt een islamitische slager naar buiten. Wit keppeltje op het hoofd, het kan niet missen. Toen Joodse slagers, nu de andere semieten. Kriening Schleiferei Stahlwaren staat in blauwe letters op oranje lichtbakken aan de gevel. Messer Schere und Schneidemaschinen. Ralf Kriening, ook in blauw op oranje boven de deur. De rommelige etalages met messen en scharen, zagen en keukengerei – één in de Westerbleichstraße, de andere in de Kurfürstenstraße – verraden dat het om een oude familiezaak gaat. Een Fachgeschäft zoals je ze in Duitsland nog kunt vinden, in Nederland al bijna niet meer. Achter de toonbank staat een oude man in donkerrode trui en blauwe tuinbroekjeans. Wit haar, volle lippen. Hij kijkt ons licht achterdochtig aan.
Ik begin een verward verhaal over mijn grootvader die hier, in uw winkel, voor de oorlog bestimmt zijn messen liet slijpen. Hij verkeerde immers vaak in het tegenovergelegen slachthuis. Kunt u zich dat nog herinneren? Ik word afgeleid door de bonte verzameling gekalligrafeerde borden die aan de wand hangen, hoog boven de tientallen messen, scharen, snijplankjes, imbussleutels, vleeshaken, zeefjes voor van-alles-en-nog-wat, aanzetstalen, fietssloten, tangen, bijlen, raspen en stanleymessen. Därme u. Gewürze für die Hausschlachtung, darmen en kruiden voor de thuisslacht. En, onder een grote geopende schaar: Hier werden auch Scheren geschliffen, hier worden ook scharen geslepen. Een zorgvuldig gekalligrafeerd bord meldt trots: Gegründet 1927 door Karl Kriening en Paul Kriening senior. In 1930 voortgezet door Paul Kriening Sr., in 1959 door Paul Kriening Jr. De man die achter de toonbank staat moet Paul Kriening Jr. zijn, die de zaak in 1992 heeft overgedaan aan zijn zoon Ralf.
De oude Kriening Jr. is snel ontdooit en vertelt dat hij in 1935 is geboren. Ja, het is heel goed mogelijk dat mijn grootvader de winkel van zijn vader al frequenteerde – maar er waren in die tijd wel vier messenslijperijen in de omgeving van het slachthuis. Dortmund telde toen 475 slagerijen, nu minder dan 25. Ralf Kriening pakt mijn bovenarm en voert me mee naar de werkplaats, de slijperij achter de winkel. Trots wijst hij naar een van de borden die hij van het slachthuisterrein heeft ‘gered’:
Verkaufte Schlachttiere, die nicht am Hauptschlachttag geschlachtet werden, sind eine Stunde nach Beendigung der Marktzeit zu füttern und zu tränken.
(§21 (5) Ordnungsbehördliche Verordnung.)
Die Schlachthofverwaltung.Verkochte slachtdieren die niet op de hoofdslachtdag worden geslacht, moeten een uur na afloop van de markttijd worden gevoerd en te drinken krijgen.
Het gesprek gaat al snel over de oude tijd en de nieuwe tijd. Ik ontkom er niet aan, Paul Kriening uit zijn gram over ‘de jeugd van vandaag’ die alleen op consumeren uit is. En over de gekte van de EU, ‘kijk nou naar de Meisterbrief van mijn zoon.’ Hij wijst naar de ingelijste Meisterbrief aan de wand, in rood en zwart gekalligrafeerd en op 25 november 1989 afgegeven door de Handwerkskammer Düsseldorf. Het document vermeldt als vak van de zoon, en dus ook het vak van de verbolgen vader, het vak waarin hij is opgeleid en waarin hij zijn vakmanschap heeft bewezen: Schneidwerkzeugmechanikermeister. ‘Ooit zoiets dols gehoord? Schneidwerkzeugmechanikermeister, snij-apparaat-monteur-meester? De Europese Unie dringt ons dat soort onzin op’.
Het is langzaamaan tijd te vertrekken. De sentimental journey naar deze winkel is min of meer voltooid. Ik ben niet in een stemming om te gaan redetwisten over de vraag of alles vroeger wel of niet beter was dan nu. Of over de schuld van de EU aan Duitse woordmegalomanie. Dan komt Paul Kriening Jr. met een gebaar dat me ontroert. Ten afscheid geeft hij me een stevig stuk geel plastic, 12 bij 8 ½ centimeter en ruim een millimeter dik. De rechter zijkant loopt iets schuin, de linkerbovenhoek is sterk afgerond. ‘Hier, neem mijn visitekaartje’. Ik herken het meteen, een naam voor dit simpele slagerswerktuig ken ik niet – of het moest zijn: schraper. Het zal al gauw 35 jaar geleden zijn dat ik het voor het laatst in de hand hield. Mijn vader gebruikte het in de worstmakerij voor het schoonschrapen van de grote ronde ketels waarin hij vlees kookte en mengde. Paul Kriening heeft het bedrukt met reclame voor zijn bedrijf
– über 80 Jahre –
MEISTERFACHBETRIEB
Nass-Schleiferei Kriening
en op de achterkant een tekst die tot denken aanzet:
Een bot mes is een luie knecht
2016, naschrift

Al voor de officiële overdracht van zijn slagerij in augustus 1933 was Adolf een actie gestart voor toestemming om op het abattoir een paar kalveren per week te slachten en verkopen, om zo in zijn levensonderhoud te voorzien. Overal kreeg hij nul op het rekest. Daarop schreef hij op 27 juli een brief aan de ‘Regierungspräsident’ in Arnsberg. Adolf zette de argumenten in zijn brief kracht bij door een zestien jaar oud krantenknipsel bij te voegen met een compositiefoto van hemzelf (met kruisje) en zijn acht broers in militair uniform tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat knipsel is bewaard gebleven en werd in september 2016 aangetroffen in het Landesarchiv NRW in Münster.
Het laffe antwoord kwam op 25 augustus: noch de burgermeester van Dortmund, noch het abattoir-bestuur had maatregelen getroffen tegen Joodse veehandelaars of slagers, er was slechts sprake van een ‘vrijwillige overeenkomst’ tussen de Kampfbund des gewerblichen Mittelstandes en de Händlervereinigung, de Bund Nationaler Viehhändler. De autoriteiten wasten hun handen in onschuld door te verwijzen naar een overeenkomst tussen genazificeerde organisaties. Ondertussen zat Adolf werkloos thuis.
In het dossier Zulassung jüdischer Viehhändler auf den Märkten (toelating van Joodse veehandelaren op de markten) vond ik drie brieven waarin het NSDAP-lid (Parteigenosse, lidnummer 1263847) Heinrich Kroth een hartstochtelijk pleidooi afsteekt voor de Jood Adolf Löwenhardt en pleit voor diens toelating tot het Dortmunder abattoir. De brieven zijn gericht aan de directe omgeving van Hitler in Berlijn: op 18 september 1933 schrijft Kroth aan Reichspropagandaminister Joseph Goebbels en op 16 oktober (en hernieuwd op 26 november) aan Reichswirtschaftsminister Schmidt. Kroth schrijft Goebbels ‘der Israelit Adolf Löwenhardt’ al vele jaren te kennen en voert aan dat deze in ‘moreel-ethisch opzicht’ algemeen wordt geprezen, benadrukt diens ’treu deutsche Gesinnung’ en de bijdragen die hij, zijn acht broers en hun vader hebben geleverd aan het Duitse leger. Hij memoreert dat de weduwe Löwenhardt in 1917 tot ‘Heldenmutter’ is uitgeroepen vanwege de bijdrage van haar negen zonen aan de Eerste Wereldoorlog. Was het toeval dat Kroth zijn brief aan Goebbels schrijft op de dag van de SA-actie bij het Dortmunder abattoir? Bij deze brief voegt hij een kopie van de brief die Adolf in augustus uit Arnsberg heeft ontvangen.
Parteigenosse Heinrich Kroth: wie hij was, wat hem dreef en wat er van hem geworden is, blijft onbekend. Hij schreef de brieven aan zijn partijleiders acht, negen maanden na de machtsovername; hij kon niet weten wat er in de volgende tien jaren zou volgen. Maar toch, hij heeft zonder twijfel zijn nek uitgestoken voor ‘de Israëliet Adolf Löwenhardt’, zijn pleidooi kon nare gevolgen hebben voor hemzelf. Het is heel goed mogelijk dat de brieven van Kroth ertoe hebben bijgedragen dat mijn grootvader in december 1933 op het abattoir aan de slag kon.
Bronnen
Landesarchiv Nordrhein Westfalen, Münster, doss. Regierung Arnsberg 43678: Zulassung jüdischer Viehhändler auf den Märkten.
Ulrich Knipping, Die Geschichte der Juden in Dortmund während der Zeit des Dritten Reiches. Dortmund, Monographien zur Geschichte Dortmunds und der Grafschaft Mark, 1977
- Adolf raakte op 18 september 1915 gewond aan zijn linker bovenarm en op 3 oktober 1916 liep hij een zware verwonding op aan zijn rechter bovenarm. Hij was betrokken bij gevechten in La Bassee en Arras; Artois; Peronne; Oise; aan de Somme; Roye en Noyon. Bij zijn demobilisatie was hij dertig procent invalide.[↩]
- De verkoop-eigendomsoverdracht liep via Theodor Kiesewetter, die de zaak enkele maanden later verkocht aan Rehker. Landesarchiv NRW, abteilung Westfalen, Münster. Regierung Arnsberg, Wiedergutmachung 619265 en 619245.[↩]
Geef een reactie